Select Page

Het geheim van het Voynich-manuscript

Wat staat er in vredesnaam in het Voynichmanuscript? Al vijf eeuwen is onduidelijk of het mysterieuze middeleeuwse boekwerk wartaal bevat of toch de best versleutelde boodschap ooit. Nu claimen wetenschappers dat ze de eerste zin kunnen lezen.

 
DOOR ROBIN DE WEVER
BEELD: YALE UNIVERSITY LIBRARY

Het is 240 pagina’s lang, bevat eigenaardige tekeningen niemand heeft er ooit één letter van begrepen. Bladerend door digitale scans van het Voynichmanuscript zie je planten, blote dames, eigenaardige badhuizen en een reeks hemellichamen.

Is dit een wetenschappelijke almanak? Zou kunnen.

Maar waarom verbeelden de meeste tekeningen dan flora en sterrenconstellaties die niet bestaan?

Is het allemaal onzin, 240 pagina’s lang? Ook een optie. De tekst biedt in ieder geval geen aanknopingspunten. Met zijn sierlijk gekrulde letters doet het denken aan andere Middeleeuwse schriften – maar dan dus volstrekt onbekend. Wié het geschreven heeft is al even onduidelijk.

Wilfrid Voynich (Foto: Wikimedia)

Zelfs de beste cryptografen kwamen er niet uit

Het Voynichmanuscript verwierf in de loop van de vorige eeuw bescheiden wereldfaam door de Pools-Amerikaanse verzamelaar Wilfrid Voynich.

  • Hij kocht het in 1912 van een jezuïetengemeenschap in Rome, maar wist er zich verder geen raad mee.
  • Na wat omzwervingen belandde het in de jaren ’60 in de bibliotheek van de Amerikaanse Yale University. Die nodigde historici, linguïsten en cryptografie-experts uit om het ding te komen bestuderen. Zonder succes dus.
  • Alan Turing (die de codetaal van de nazi’s kraakte), William Friedman (die spionagedienst NSA oprichtte en de codetaal van de Japanners kraakte): allebei zetten ze hun tanden erin, en allebei beten ze die stuk.

Inmiddels zijn er boeken volgeschreven met theorieën en zijn er internetgemeenschappen waar hobby-speurders iedere mogelijke aanwijzing van alle kanten bekijken.

Nu claimen Canadese onderzoekers dat ze het mysterie toch deels hebben opgelost.

Het manuscript, of in ieder geval een deel daarvan, is geschreven in een versleutelde variant van oud Hebreeuws, stellen computerwetenschapper Grzegorz Kondrak en promovendus Bradley Hauer van de University of Alberta.

Met hulp van computeranalyse hebben ze naar eigen zeggen de eerste zin gedecodeerd. Echt lekker bekken doet hij niet, maar dat is vaker zo bij oude teksten. De zin zou luiden:

"Ze maakte aanbevelingen aan de priester, man van het huis en mij en mensen."

Nee, echt lekker bekken doet het niet, maar dat is vaker zo bij oude teksten.

Kondrak en Hauer waren een paar dagen wereldnieuws, en met al die aandacht kwam ook felle kritiek. Hun methode, hun zelfgebouwde vertaling – het was allemaal veel te speculatief, stelden critici in de Voynich-discussiegroepen. Maar nu het stof is neergedaald, lijken Kondrak en Hauer wel degelijk iets op het spoor, zegt Antal van den Bosch, directeur van het Meertens-instituut en hoogleraar taal- en spraaktechnologie aan de Radboud Universiteit. Hij spreekt van ‘een hele doorbraak’.

En de computer zag: het is Hebreeuws

Kondrak en Hauer gebruikten bij hun zoektocht de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens. Die tekst voerden ze in 380 talen aan hun computers, opdat die talen leerde te onderscheiden.

Dat de tekst niet als Hebreeuws te herkennen is, komt doordat de lettervolgorde veranderd is

Tot twee keer toe kwam Hebreeuws als enige waarschijnlijk uit de bus. Dat de tekst niet als Hebreeuws te herkennen is, komt doordat de lettervolgorde veranderd is, zo vermoeden de onderzoekers. In ieder woord zouden de letters op alfabetische volgorde zijn gesorteerd en de klinkers weggelaten. Als er achter die onherkenbare tekens inderdaad Hebreeuws schuilt, is dat consistent met de weinige informatie die bekend is over de herkomst van het manuscript. Koolstofdatering van het perkament wijst richting het begin van de vijftiende eeuw. Het materiaalgebruik (kalfshuid) wijst in de richting Noord-Spanje, Noord-Italië of Zuid-Frankrijk. En ja, in die regio leefden in de vijftiende eeuw Joden. Van den Bosch: “Maar dan ben je dus al aan het speculeren.” Aan die speculatie komt voorlopig geen einde, verwacht hij. Zelfs als die eerste zin klopt, kan de ontcijfering van de rest van het manuscript nog jaren op zich laten wachten. “Kondrak en Hauer hebben de sleutel nog niet te pakken. Die eerste zin hebben ze verkregen door de computer te laten raden. Dat zullen ze met de andere zinnen ook moeten doen.”

De twijfels blijven…

Bij het ontcijferen van de volgende zinnen loopt het waarschijnlijk spaak, zegt Hans Paijmans, gepensioneerd docent aan de Tilburg University en onderzoeker in de computertaalkunde. Hij is sceptischer over de vermeende doorbraak. “Die andere zinnen kunnen weer op een heel andere manier gecodeerd zijn. Als er al sprake is van codering, en van een zinnige tekst.”

‘Dag en nacht was ik ermee bezig. Nieuwe computertechnieken proberen. Ik dacht: potverdomme, zou ik degene zijn die het oplost?’

Het was Paijmans die Van den Bosch twintig jaar geleden aanstak met het Voynich-virus. Hij gaf de jonge Antal, destijds student bij hem, scans van het manuscript mee als huiswerk. Paijmans: “Ik heb me er zelf in de jaren ’90 eens een paar weken op gestort. Dag en nacht was ik ermee bezig. Nieuwe computertechnieken proberen. Ik dacht: potverdomme, zou ik degene zijn die het oplost? Ja, dat viel toch even tegen.” Nu gaat hij uit van een hoax: een onbewust onzinnige tekst, die mensen vruchteloos naar betekenis laat zoeken. De vondst van de Canadezen is een toevalstreffer, zegt hij. “Dat is het probleem met zoeken naar patronen: je zult ze altijd vinden, ook als ze niet kloppen.”

… maar de tekst lijkt wel op echte taal

Paijmans is niet alleen. De hoax-theorie is een van de populairste. Maar: het manuscript helemaal afserveren als fopartikel kan ook weer niet. Taalwetenschappers hebben enkele jaren geleden vastgesteld dat de woordvolgorde in de tekst een zogeheten Zipf-curve van 45 graden vertoont.

Paijmans: “Tekst met een linguïstische structuur is te herkennen aan de frequentie van bepaalde woorden. In een doorsnee tekst komt het meest voorkomende woord twee keer zo vaak voor als het op één na meest voorkomende woord, en drie keer zo vaak als het derde meest voorkomende woord. Zet je zulke woordvolgorde uiteen in een grafiek, dan krijg je een curve van 45 graden. Bij het Voynich-manuscript is dat dus het geval.”

Zekerheid biedt die curve niet, want het blijft mogelijk dat het boekwerkje vol staat met onzintekst die ondanks alles toch een talige structuur heeft. Van den Bosch: “Maar dit maakt het dus wel aannemelijker dat het manuscript daadwerkelijk iets te vertellen heeft.”

En dan die malle tekeningen

Ook opvallend is dat sommige woorden alleen voorkomen in bepaalde secties van het boek. De woorden die alleen te vinden zijn in het deel met astronomische afbeeldingen, zouden dat astronomische termen zijn?

De groepjes Voynich-amateur-speurders stortten zich de afgelopen jaren, bij gebrek aan kennis van linguïstische techniek en cryptografie, maar op de mogelijke hints buiten de tekst.

Op de kastelen die her en der in de kantlijn staan bijvoorbeeld. Die hebben wat weg van de kastelen in de Noord-Italiaanse regio Trente. En, toeval of niet, in Trente zijn meerdere geneeskrachtige baden.

Die zouden natuurlijk als inspiratie kunnen hebben gediend, al zijn er ook theorie-bouwers die aanwijzingen zien dat het manuscript uit China komt.

Of uit Latijns-Amerika.

Of toch elders uit Europa.

En dan de auteur. Wat bezielde hem om de tekst dubbel te maskeren: met tekstcodering én een eigen schrift? Had hij goede reden om de boel zo zwaar te versleutelen? Of – weer een theorie uit het kamp dat uitgaat van een betekenisloze tekst – leed de schrijver aan hallucinaties of wanen en is het Voynichmanuscript het product van zijn geraaskal?

Het woord is aan de computers

“Dat is het mooie aan dit manuscript”, vindt Van den Bosch. “Je kunt er alle kanten mee op. En wie weet bevat het inderdaad baanbrekende nieuwe informatie. We zijn geneigd te denken dat de geschiedenis ons niet meer kan verrassen. Onterecht. De wonderen zijn echt de wereld nog niet uit.”

We zijn geneigd te denken dat de geschiedenis ons niet meer kan verrassen. Onterecht.

Als iémand de tekst van het manuscript blootlegt, dan is dat een informaticus, vermoedt hij. Kunstmatige intelligentie, zelflerende algoritmen en verwante technieken beginnen zo krachtig te worden dat ze het schrift en de codering uiteindelijk zullen ontrafelen.

Van den Bosch: “Ik reken op een jaar of tien. Mits er echt iets te ontrafelen valt, natuurlijk.”