Select Page

Hier is hout
stapelen tot
kunst verheven

Dit is de eerste reis van journalist
Jelle Brandt Corstius
en fotograaf Jeroen Toirkens door de noordelijkste bossen ter wereld.

Houtstapelen als kunst

In het uiterste noordoosten van Noorwegen, in de Pasvik-vallei, is maar één weg. Verdwalen is onmogelijk.

Journalist Jelle Brandt Corstius en fotograaf Jeroen Toirkens bezoeken voor Trouw de noordelijke bossen van de wereld. Vier jaar lang, acht reizen. Dit is deel een. Bekijk ook het verslag van hun reizen naar Noorwegen, JapanCanada, Schotland, Rusland en Siberië. Jelle vertelt meer over het project in deze video.

Journalist Jelle Brandt Corstius en fotograaf Jeroen Toirkens bezoeken voor Trouw de noordelijke bossen van de wereld. Vier jaar lang, acht reizen. Dit is deel een. Bekijk ook het verslag van hun reizen naar Noorwegen, JapanCanada, Schotland, Rusland en Siberië. Jelle vertelt meer over het project in deze video.

De kettingzaag loeit, de zaag is al bij de stam als Svenn Randa het apparaat ineens uitzet. ‘Vogelnest’, zegt hij en wijst naar boven. Vijf meter verderop staat nog een boom en binnen een halve minuut valt die krakend neer. Randa woont aan de andere kant van de weg van de camping, onze verblijfplaats de komende week. Vanuit hier verkennen wij de Pasvik-vallei in het uiterste noordoosten van Noorwegen.

Het is onmogelijk om hier te verdwalen: één lange rechte weg loopt door de vallei. Veel verkeer is er niet, maar langzaam rijden is nog steeds een goed idee: af en toe schiet een rendier over de weg. Elk huis langs de weg heeft zijn verhaal. Zoals het huis van Randa, een gepensioneerd houthakker. Hij mag dan wel gepensioneerd zijn, dat betekent nog niet dat hij is gestopt met hout hakken. Hij laat ons de doorsnee van de stam zien, die ruikt naar hars, hout en een vage rooklucht door de wrijving van de kettingzaag. De jaarringen zitten dicht op elkaar. “Het duurt 180 jaar voordat bomen hier volwassen zijn, dat is een stuk langer dan in het zuiden, waar het warmer is”, vertelt hij terwijl zijn kleinzoon voor ons vertaalt.

Het voelt bijzonder om een boom vast te houden die het licht zag in 1836. Toen was dit gebied nog onaangeroerd door de menselijke hand. Pas in 1860 werd de Pasvik-vallei gekoloniseerd vanuit het zuiden.

Randa begon op zijn twaalfde als houthakker. Het was kort na de Tweede Wereldoorlog en Finnmark, het noorden van Noorwegen, was verwoest. Pas tientallen jaren later zou Noorwegen een van de rijkste landen ter wereld worden door zijn olie- en gasvoorraden. Toen was het nog een armoedig land en Finnmark was een van de armste gebieden. “Ik herinner mij hoe de Duitsers de houtvoorraden verbrandden toen het Rode Leger eraan kwam. Die brand ging maanden door. Zo zonde.”

Door spullen met elkaar te ruilen wisten mensen na de oorlog te overleven. Maar in dit gebied is warmte net zo cruciaal als water en eten. Hout was tot voor kort een absolute voorwaarde om hier te wonen. Om warm te blijven moesten ze diep de bossen in gaan – de Duitsers hadden al het makkelijke hout langs de weg al omgehakt. Eerst met paarden, daarna met tractors en sleeën. De 180 jaar oude boom gaat ook de kachel in, waarschijnlijk tijdens de winter als dit gebied in een nacht van drie maanden is gedompeld.

VOORRAAD

Nog steeds zaagt Randa elke winter bomen voor brandhout en brengt dat met de sneeuwmobiel naar huis. Ik vraag hem of al dat gesleep met hout niet een aanslag op zijn lichaam is geweest. Integendeel. Als ik mijn leven zittend op de bank voor de tv had doorgebracht was ik waarschijnlijk al dood. Met zijn 76 jaar ziet hij er inderdaad gezond en kwiek uit. Zijn kaarsrechte rug doet een beetje aan de machtige boom denken die hij zojuist heeft omgezaagd. Na een lange stilte – bij de Noren weet je nooit helemaal of ze klaar zijn met antwoorden – vervolgt hij: Je lichaam gebruiken, de frisse lucht. De winter is de beste tijd van het jaar.

We rijden verder de weg af richting Svanhovd, vanwaaruit de vallei werd gekoloniseerd. Hier is de enige winkel van de Pasvik-vallei, waar je dubieus fruit kunt kopen tegen astronomische bedragen. We komen langs een huis met een lavru in de tuin, een traditionele tent die nog steeds wordt gebruikt door de plaatselijke Sami-bevolking. In het huis ernaast is een man bezig zijn brandhout te stapelen. Het hout heeft hij zelf in de winter gekapt en het is zojuist bij de zagerij verwerkt tot kleinere blokken. Egil Kalliainen is rendierherder. Zijn kudde graast op dit moment op de toendra bij de zee in het noorden, waar momenteel veel eten te vinden is. Hij laat de kudde nu met rust, er zijn net kalveren geboren. Een goed moment dus om de houtvoorraad voor de winter aan te leggen.

“De winter is de beste tijd van het jaar”

Kalliainen stapelt het hout zodat het kan luchten en drogen. Ergens had ik gelezen dat de Noren het maken van houtstapels tot een kunst hebben verheven. En dat Noorse vrouwen voor ze het jawoord geven eerst kijken of hun potentiële levenspartner wel fatsoenlijk hout kan stapelen. Om het laatste moet Kalliainen hard lachen. Wat het eerste betreft knikt hij bevestigend, al geldt dat vooral voor zijn generatie. “De relatie met het bos verandert. Jongeren zien het bos als een plek om te recreëren. Ze weten niet meer hoe je hout moet kappen, stapelen en drogen. De meesten zijn overgestapt op elektrische kachels.” Doordat er steeds minder bomen worden gekapt groeit het bos dicht en wordt het steeds lastiger om tussen de bomen door te lopen.

Daar komen de effecten van de klimaatverandering nog bij: “De naaldbomen worden verdrongen door loofbomen. Het klimaat hier was vroeger te extreem voor dit soort bomen, maar dat verandert. De winters zijn warmer, duren korter, en zijn natter. Vorig jaar viel er zoveel sneeuw dat er zelfs geen eland doorheen kon lopen, stel je voor!”

De laatste boom van Noorwegen op het terrein van het politiebureau annex grensstation in Nyrud. Aan de overkant van het water de bossen van Rusland.

De warmte van vuur

Terug op de camping, alsof zij ons gesprek heeft afgeluisterd, wijst Hanne-Tove Randa, de beheerder van de camping, naar een onbeduidend bloempje. “Dit hoort pas over een maand te bloeien.” Ze heeft net de sauna gebruikt, als we willen kunnen we er nog in. In de sauna gooit Jeroen nog een blok hout op het vuur, dat hij met veel moeite weer aan krijgt. Na een zweetsessie springen we in het meer. Wat is dat toch met houtvuur? Waarom kun je uren naar een kampvuur staren? En waarom is het zo fijn om vuur te voelen? Waarom is de warmte anders dan van een radiator?

Het is elf uur ‘s avonds als het vuur van de sauna eindelijk dooft. Buiten schijnt de zon nog vrolijk. Het is eind mei en rond deze tijd van het jaar gaat de zon niet onder. Het is een dag die nooit ophoudt, de vogels fluiten vrolijk door. De zon is al een week mijn plaaggeest. Ik heb een slaapmasker gekocht, maar dat maakt niet uit. ‘s-Nachts doe ik geen oog dicht. En als ik ‘s-nachts naar het wc-blok loop schijnt de zon op mijn slaperige hoofd, en hoor ik de vogels zachtjes fluiten.

Omgevallen boom in het Pasvik Nationaal Park.

DE POLITIEPOST

De volgende ochtend rijden we naar het einde van de weg. Volgens de kaart ligt daar het plaatsje Nyrud. Hier houdt Noorwegen op en begint Rusland. In feite ligt het natuurpark in beide landen; het is het noordwestelijkste puntje van de enorme gordel van taiga die het noorden van Rusland omspant: bossen van overwegend naaldbomen en berkenbomen die kunnen overleven in het barre klimaat. Het is een van de weinige plekken in Europa met maagdelijke taiga. Deze bossen zijn nooit aangeplant of vervangen, ze hebben hier altijd al gestaan. Er zijn weinig grensovergangen – een overblijfsel van de Koude Oorlog en wellicht ook van de nieuwe spanningen: hier grenst de Navo direct aan Rusland.

Het dorp Nyrud blijkt uit één huis te bestaan: een politiebureau. Net als alle overheidsgebouwen is het uitmuntend onderhouden, omringd door een gazon dat zo minutieus is geknipt dat zelfs een Zwitser er jaloers van zou worden. Hier woont agent Arild Lyssand. Hij is niet verbaasd dat we op zijn deur kloppen en nodigt ons uit voor een kopje koffie in de tuin, waar ik geen nee tegen zeg na weer een slapeloze nacht.

Het is eind mei en in dit poolgebied hoort het nog steeds koel te zijn, maar we zitten in een T-shirt. Lyssand herhaalt wat we steeds horen: de winters zijn korter en alles gebeurt een maand eerder. De dooi, de bloesem, de paartijd. Dit is een gewilde politiepost in Noorwegen, veel agenten melden zich aan voor deze plek. Lyssand zat hiervoor nog noordelijker, in Spitsbergen, dus dit moet voor hem aanvoelen als de Rivièra.

Mensen wonen hier niet, dus waarom deze politiepost? Lyssand wijst naar de andere kant van de rivier, die langs het smetteloze gazon loopt. “Dat is Rusland. Met deze politiepost laten we zien dat dit Noors grondgebied is.” Hij wijst naar een grote Noorse vlag. Die viel eerst niet op, het is windstil en de vlag hangt slap langs de mast.

Lyssand vertelt over een expeditie met Russische grensofficials, de week ervoor. Samen trokken zij het natuurreservaat in, dat beide landen bestrijkt. Zo proberen de Noren de dialoog met hun oosterburen gaande te houden.

Ben-Arne Sotkajaervi rond middernacht in het Pasvik Nationaal Park. Boven de poolcirkel gaat de zon in de zomer niet onder.

Ik loop naar de rivier. De overkant is dichtbij genoeg om gebouwen of mensen te kunnen zien, maar die zijn er niet. Dezelfde bomen, rotsen en vogels, een ander land. In de vijf jaar die ik doorbracht in Rusland zou het nooit in mij zijn opgekomen bij een politiebureau langs te wippen voor een praatje. Het autoritaire Rusland van Poetin is een planeet verwijderd van het egalitaire Scandinavië, waar een politieagent je uitnodigt voor koffie.

We rijden terug naar de camping en horen het geluid van een machine. Onze buurman blijkt een zagerij te hebben. Zodra we zijn erf betreden begint er een hond te blaffen, maar het lawaai van de zaag overstemt het geblaf. De buurman gaat geconcentreerd door met zijn werk. Hij zet de lange stammen in een klem en duwt ze dan tegen de cirkelzaag, die het hout doorklieft alsof het boter is. Pas nadat de hele stam is veranderd in planken merkt de buurman ons op. Hij heet Ben-Arne Sotkajærvi en hij zaagt het hout voor de hele vallei.

Elke bewoner van de vallei kan een vergunning krijgen om bomen om te hakken. Je meldt bij de gemeente om welke bomen het gaat, dan komt er iemand kijken of het geen problemen geeft met de planten eromheen, bijvoorbeeld een zeldzame bloem. Sneeuwscooters slepen de stammen naar Sotkajærvi, die in het voorjaar de stammen gaat zagen: de mooie stukken worden planken, de mindere zaagsel.

Sotkajærvi bestuurt de zaag in zijn eentje. Hij laat trots zijn werkplaats zien; hij is een van de weinigen die nog weet hoe je een houten plank buigt, in een enorme klem met kokend water. Van de lampen boven de tafel tot de toiletbril, alles is handgemaakt, met zorg en liefde. En alles is van hout. Vanaf zijn vierde leerden zijn vader en grootvader hem houtbewerken. Op zijn veertiende bouwde hij zijn eerste sauna.

Sotkajærvi nodigt ons uit voor een wandeling in het bos, op zoek naar bruine beren, een van de weinige plekken in Europa waar ze permanent hebben geleefd. Nadat hij de laatste boomstam heeft verzaagd rijden we het bos in. Tegen die tijd is het elf uur ‘s avonds. We maken veel lawaai, zodat de beren niet van ons schrikken. De afgelopen herfst had een berin met drie jongen een vrouw aangevallen, die haar hond in het bos aan het uitlaten was. De beer is daarna doodgeschoten.

Aan de manier waarop de houtzager door het bos loopt, kun je zien dat hij er al sinds zijn kindertijd komt. Nonchalant wijst hij naar sporen die onzichtbaar zijn voor een ongeoefend oog. Een boomstomp waar een berenklauw in heeft zitten graven, op zoek naar mieren. Een zwarte schimmel die op een boomstam groeit, die je kunt koken en drinken voor medische doeleinden. Het is bijna middernacht, maar die zonnestralen dringen zich door de mist die tussen de dennentakken hangt.

Ik vraag Ben-Arne of hij niet somber wordt in de winter, als de zon drie maanden niet opkomt. “Mensen denken dat de winter deprimerend kan zijn. Maar in feite is het licht dan fantastisch. Fifty shades of grey”, grapt hij. “De zon komt niet boven de horizon, maar het schemert. Een soort eeuwige zonsondergang. Veel interessanter dan deze zon”, en hij wijst naar een waterig zonnetje dat boven de boomtoppen hangt, hoewel het middernacht is.

We belanden bij een moeras. “Over een paar maanden kun je hier niet staan, dan hebben de muggen het overgenomen”, zegt Sotkajærvi. Vannacht zijn er geen muggen. Beren evenmin. We lopen verder door het bos en elke keer als we stoppen om naar beren te luisteren zijn we omringd door stilte.

Om één uur ‘s nachts zijn we weer op de camping. Eindelijk, na vier slapeloze nachten en de nachtelijke boswandeling, heb ik het gevoel dat de moeheid de overhand heeft. Ik poets mijn tanden voor ons hutje en kijk naar de overkant van de rivier, waar Sotkajærvi zijn houtzagerij heeft. Daar loopt hij, met een grote loeiende grasmaaier. Hij knikt opgewekt naar me, alsof midden in de nacht je gazon maaien de normaalste zaak van de wereld is. Dat is het hier misschien ook wel.

Boreale zone

Het boreale woud is de grootste vegetatiezone op aarde en beslaat zo’n 29% van het totale bosgebied. Met een oppervlakte van zo’n negen miljoen vierkante kilometer is het aanzienlijk groter dan het Amazone-regenwoud. Met name in Rusland is sinds de val van het communisme de ontbossing enorm toegenomen.

Boreale bossen zetten op grote schaal koolstofdioxide om in zuurstof. Een gemiddelde boom produceert in honderd jaar genoeg zuurstof om een persoon twintig jaar van te laten ademen. Toch is minder dan twaalf procent van deze bossen beschermd gebied.

Eenderde van dit boreale bos ligt in Canada. Het is het grootste intacte bos ter wereld: drie miljoen vierkante kilometer  bos zonder steden, wegen en industrie.

Financiering

Het Borealis-project wordt ­financieel ondersteund door ­onder meer ASN-bank, Staatsbosbeheer en het Anchorage ­Museum in Alaska. Trouw is ­mediapartner. Ook u kunt het project sponsoren. Ga voor meer informatie naar borealisproject.nl.

TEKST: JELLE BRANDT CORSTIUS
FOTOGRAFIE: JEROEN TOIRKENS
WEBSITE: CHARLOT VERLOUW met dank aan JAN KRUIDHOF