Select Page

Hoe een klein land enorm is in voedselproductie

Hoe een klein land enorm is in voedselproductie

Fotograaf en filmmaker Kadir van Lohuizen legde de Nederlandse voedselindustrie in al haar facetten vast. Hij werd daarbij heen en weer geslingerd tussen bewondering en verbijstering.

fotografie & video
Kadir van Lohuizen

Fotograaf en filmmaker Kadir van Lohuizen legde de Nederlandse voedselindustrie in al haar facetten vast. Hij werd daarbij heen en weer geslingerd tussen bewondering en verbijstering.

fotografie & video Kadir van Lohuizen

Tomaat

De tomaat is voor
Kadir van Lohuizen hét symbool
van de hoogtechnologische
landbouw in Nederland

Agro Care is een grote tomatenproducent,
met 141 hectare aan hightech kassen
langs de A7 op bedrijventerrein
Agriport A7. Daar wordt jaarlijks
80 miljoen kilo tomaten geoogst.

Zaadbedrijf Axia is groot in de tomaten,
en levert zaden aan tomatenproducent Agro Care.
Hier liggen de tomatenzaden opgeslagen.

Bij de verpakkingscentrale van Greenpack in Maasdijk worden de tomaten vervolgens verpakt, grotendeels voor de export.

Tomaten worden gesorteerd bij Tomatoworld in Honselersdijk

Nederland is het land van kaas en melk. Van spruitjes en boerenkool. Van appels, aardappels en speklappen. Toch? Nee, niet als je het fotograaf Kadir van Lohuizen (59) vraagt. Hij bezocht de afgelopen anderhalf jaar ruim vijftig bedrijven – van kleine boer tot exportreus – om de Nederlandse voedselindustrie in beeld te brengen. Het allesomvattende symbool, wat hem betreft? De tomaat.

“De Nederlandse tomaat had dertig, veertig jaar geleden een heel slechte naam”, blikt hij terug. Mede dankzij antireclame van de Duitsers, die in de jaren negentig op tv de Nederlandse kasgroente tot Wasserbombe bombardeerden. “Toen zijn ze dus in Nederland allerlei andere soorten gaan ontwikkelen. Daar ligt de supermarkt nu vol mee: romatomaten, honingtomaten, cherrytomaten…”. En niet alleen in Nederland: van de 910 miljoen kilo aan tomaten die hier geteeld wordt, is ­80 procent bestemd voor het buitenland. En dat voor een product dat hier eigenlijk maar moeizaam groeit. Maar waar we in Nederland toch héél goed in zijn geworden door een traditie die we hier al wél meer dan een eeuw hoog houden: die van de zaadveredeling.

Het zijn de zaadveredelingsbedrijven die de kiem leggen voor het succes van de Nederlandse kas­tomaat. Door zaden steeds weer te kruisen vinden zij de tomaat telkens opnieuw uit. Dat is broodnodig: niet alleen om de smaak te verbeteren, ook om de plant resistent te maken tegen nieuwe ziekten en plagen. Dat lijntje is – door de hele voedingsindustrie heen – trouwens dun, merkte Van Lohuizen. “Het was af en toe lastig binnenkomen. Ik moest tussen de vogelgriep en het tomaten­virus door manoeuvreren.”

Fotograaf Kadir van Lohuizen

Fotograaf en filmmaker Kadir van Lohuizen (59) legde de complete Nederlandse voedingsketen vast: van het hoogtechnologisch aangepaste zaadje tot de Edammerkaas voor de export. Als fotojournalist werkt hij al decennialang voor nationale en internationale media. Met zijn fotoreeks over afval in wereldsteden won hij in 2018 een World Press Photo Award. Ook won hij de Zilveren Camera in 1994, 1997 en 2001.

Wel vond hij het fascinerend, die kraamkamer van de kastomaat. “Het is aan de ene kant super-hightech. Je hebt niet het idee dat het iets met voedsel te maken heeft: eerder met de farmaceutische industrie. Maar voor de bestuiving zijn dan wel weer hommels nodig. En voor de oogst mensenhanden.”

Zo gaat er al een hele wereld vooraf aan het planten van een tomatenzaadje in een kas. “En daar sta je dan met bewondering te kijken hoe efficiënt we dat systeem hebben gemaakt. In elk vakje waar we dat bedacht hebben, komt een plantje op. En al die plantjes zijn ook nog allemaal precies even groot.”

Tegelijkertijd was er ook het besef dat het allemaal wel erg groot is, en veel. Nederland is zelfs – zij het wat vertekend door de overslag in de havens – de tweede voedselexporteur ter wereld. Nota bene de zonaanbiddende, van oorsprong on-Nederlandse tomaat is hier een exportproduct. “Dat roept ook de vraag op: kan dat eigenlijk wel?”

Zaden

Boven: Kiemen in de klimaatkamer van Incotec. Onder: Bij groenteveredelaar Enza worden groenten onder gecontroleerde omstandigheden opgekweekt.

Boven: Uienzaad. Onder: In de klimaatkamer van Incotec worden zaden bij verschillende temperaturen opgekweekt. 

Nederland loopt voorop
in zaadveredeling.
Een kas van Bejo 
in Warmenhuizen.

Bestuiving bij Syngenta.

DNA-opslag bij groenteveredelaar
Enza in Enkhuizen.

Bij zaadveredelaar Incotec
krijgen de zaden een coating,
onder meer ter bescherming.

Toen Kadir van Lohuizen voor het eerst bij een zaadveredelaar binnenstapte, deed hij dat met een zekere scepsis. “Wie zijn wij om aan het DNA van allerlei planten te gaan zitten prutsen?, dacht ik. Maar ik ben daar wel anders naar gaan kijken. Als je naar de klimaatcrisis kijkt, dan kan zaadveredeling een cruciale rol spelen. Om soorten te ontwikkelen die op zilte grond groeien, of die beter tegen overvloedige regenval kunnen.”

De mensheid neemt de regie over de natuur hier wel erg in eigen hand. Want na meer dan een eeuw zaad veredelen hebben onze groenten soms nog maar weinig te maken met wat er werkelijk in de natuur groeit. Dat is trouwens ook aan de zaadjes goed te zien: die zijn felblauw, knaloranje of pimpelpaars. Dankzij een beschermende coating die er onder meer voor zorgt dat er later tijdens de teelt minder bestrijdingsmiddelen nodig zijn.

Zo is de zoektocht naar precies het juiste zaadje essentieel om meer en efficiënter groenten te kunnen telen. En dus ook om de groeiende wereldbevolking te voeden. Nederland heeft 52 procent van de wereldmarkt in groentezaad in handen. En daarmee, beseft Van Lohuizen, ook een machtig wapen. “Ik had me dat nooit zo gerealiseerd. Maar wie het zaad controleert, heeft ook de ­sleutel in handen tegen hongersnood.”

Zaadembryo’s door de microscoop
bij zaadveredelaar Incotec.

Syngenta, zaadveredelaar in Enkhuizen, werd in 2017 voor 39 miljard euro overgenomen door het Chinese bedrijf ChemChina.

Kassen

LED-verlichte kwekerij
van jonge plantjes bij
Plantkwekerij
Gitzels in Wervershoof.

Telen gebeurt nog altijd
volop in de kas,
maar kan ook in bijvoorbeeld
een leegstaand kantoorpand:
indoor farming, zoals hier bij Plntlab

Plantlab exploiteert
de grootste indoor farm
van Europa en is gevestigd in
een voormalige fabriek
in hartje Amsterdam. 

B4 Agro kweekt paksoi en salade
in een ‘verticale boerderij’.

In deze kas van Koppert Cress
worden jonge plantjes
met ledlicht opgekweekt.

De tomatenzaadjes gaan in de kas niet de grond in, maar groeien op glaswol. Druk met mensen is het tussen het glas slechts sporadisch: alleen als er geoogst moet worden. De planten zaaien en voeden, het gebeurt allemaal machinaal.

Hoe efficiënt de Nederlandse tomaat ook geteeld wordt: de energievraag van de glastuinbouw is groot. En als de gasprijzen stijgen zoals ze dit jaar deden, heeft elke tuinder een probleem. “Dan gaat het licht uit: het verlies is groter als ze door blijven produceren.”

Van Lohuizen waagde zich ook in het alternatief voor de kas. Het is misschien wel het walhalla voor de fotograaf: indoor farming. Ofwel groenten kweken in een leegstaand kantoorpand, onder fotogeniek led-licht. Vooral sla en kruiden groeien goed bij kunstlicht. Het weer zit er nooit tegen. De zogeheten vertical farms over vele verdiepingen beslaan een groot oppervlak, maar laten de schaarse landbouwgrond ongemoeid.

Een nadeel is er ook: landbouw in gebouwen kost nog meer energie dan in een kas. “Het is een mooie oplossing voor grootstedelijke gebieden”, denkt Van Lohuizen. “Zodat er toch lokaal voedsel kan worden geproduceerd. Maar de vraag is of we dat soort megasteden in Nederland eigenlijk hebben. Het is hier natuurlijk dichtbevolkt, maar landbouwgrond is ook in Amsterdam of Rotterdam nooit ver weg. Anders dan in Tokio of New York.”

De volgroeide paksoi van B4 Agro zijn geoogst
en worden ingepakt voor transport.

B4 Agro laat slaplantjes groeien op water. De zaailingen worden opgekweekt in een verticale boerderij.

In de kas van het bedrijf B4 Agro
wordt sla op water geteeld.

Gitzels Plantkwekerij kweekt
planten op 12 hectare
aan innovatieve kassen.

In de innovatieve broeikas
van het bedrijf Siberia in Maasbree
wordt sla op water geteeld.

Koppert Cress in
het Westland
kweekt eetbare
blaadjes en bloemen.

Sla van B4 Agro is klaar voor om verpakt te worden. 

Kroppen sla van Siberia worden ingepakt voor transport. 

Akkerbouw

Strokenteelt bij Lelystad

Ook de akkerbouw in Nederland
is hoogtechnologisch. Tractoren
– met gps aan boord –
trekken kaarsrechte lijnen
tijdens de broccoli-oogst.

Uien worden machinaal geoogst,
zoals hier bij boer
Van Andel in Emmeloord. 

Waterman Onions
in Emmeloord is
een grote uien-exporteur. 

Een andere grote exporttopper komt niet uit een kas of gebouw, maar van de volle akkerbouwgrond: de ui. Nederlanders consumeren het bolgewas relatief met mate: we eten er zo’n zeven kilo per jaar van. Maar we produceren per hoofd van de bevolking meer dan het tienvoudige. Waar de kastomaat vooral zijn weg vindt naar onze buurlanden, gaan Nederlandse uien naar 130 verschillende landen. De grootste afnemers zullen weinigen in één keer goed raden: Ivoorkust en Senegal. De vraag naar uien in West-Afrika is enorm: de bevolking groeit er snel, en Senegalezen eten gemiddeld ongeveer vijf keer zo veel ui als Nederlanders.

Ook hier, zo ondervond Van Lohuizen, zijn efficiëntie en innovatie sleutelwoorden. Die komen samen in de tractor waarmee hij een akkerbouwer uit de Noordoostpolder over zijn land zag rijden. De verbazing zat hem daarbij niet eens zozeer in de kaarsrechte banen die de boer over zijn land trok. Dat de moderne trekker via gps precies weet waar hij moet rijden, is intussen geen geheim meer.

“Maar wat me vooral opviel is dat zijn tractor vol hing met schermen”, vertelt Van Lohuizen. En dan niet ­alleen van zijn eigen perceel. “Ook met weerkaarten van Latijns Amerika en Zuidoost-Azië. En hij zat de hele tijd aan de telefoon: het weer aan de andere kant van de wereld heeft direct invloed op de uienprijs. De tractor is een soort beursvloer geworden.”

Ook hier heeft de grootse zakelijkheid een kwetsbare keerzijde. De ui kan machinaal worden geoogst, maar voor veel andere soorten zijn in korte tijd heel veel handen nodig. Maar wie wil dat werk nog doen? “Zeker bij een arbeidsintensief gewas als broccoli vormen personeelstekorten een groot probleem. Nederlanders kom je nooit tegen, en ook de Polen willen niet meer. We zijn nu afhankelijk van met name Roemeense en Bulgaarse migranten om het systeem draaiende te houden.” 

Boven: De broccoli-oogst drijft op arbeidsmigranten.
Onder: Waterman Onions exporteert vooral naar Azië en Afrika.

Veeteelt & zuivel

Diervoederfabrikant Nijsen in Veulen
maakt varkensvoer van mensensnoep.
Taartbodems, zure matten en stroopwafels
worden daarvoor verwerkt.

Theo Vernooij is varkensboer met zevenduizend varkens. Hij laat zijn dieren slachten bij Vion, de twee-na-grootste varkensslachterij van Europa. 

Vion is de twee-na-grootste
varkensslachterij van Europa.
Daar worden de dieren
gedood, gewassen
en verder verwerkt. 

De varkenskoppen gaan,
net als de ingewanden,
naar China.

Voedsel produceren en eten levert altijd afval – of liever: reststromen – op. Tomaten met een vlekje. Schillen van de appels. Voor dat afval bestaat een aloude oplossing: het varken, dat van oudsher al fungeert als efficiënte afvalbak.

Ook dat principe is in voedselland Nederland opgeschaald tot iets groots. De verse schillen van vroeger zijn daarbij vooral vervangen door houdbare zoetigheid. Veel varkens krijgen tegenwoordig een voedzame smoothie, vervaardigd uit containers vol afgekeurde snoepjes en baksels. Donuts die iets te donker zijn, bonbons ­zonder laklaag en kilo’s aan elkaar ­klevend snoep. “Fascinerend, maar ook een uitwas van ons consumptiegedrag. Je denkt daar echt: waar zijn we mee bezig met z’n allen?”

Varkens verwerken zo ons afval tot vlees. Dat doen ze vrij massaal: geen land in Europa kent zo’n grote varkensdichtheid als Nederland. Na zes maanden gaan vleesvarkens – een kilo of honderd zwaar – naar de slacht.

Bijvoorbeeld bij Vion in Boxtel, waar Van Lohuizen welkom was met zijn camera. “Het was minder bloederig dan ik dacht”, vat hij samen. “Dat komt ook omdat je het slachtproces andersom ziet. Je begint achteraan, als je eigenlijk al niet meer ziet dat het een dier is geweest. Het doet denken aan een ziekenhuis.” Hoe kun je hier in hemelsnaam werken, dacht hij vooraf. “Maar je moet bedenken dat ik een van de weinigen ben die het hele slachtproces ziet. Als je er werkt, krijg je van dat totaalbeeld weinig mee.” 

De Groene Griffioen,
een biologisch zuivelbedrijf
in Weesp.

Koeien in een melkcarroussel.
Van de ruim 14 miljard liter melk
die de koeien jaarlijks produceren,
wordt meer dan de helft
tot kaas verwerkt.

Van Drie Groep is de grootste
kalverslachterij ter wereld.

Karkassen in het koelhuis.

En ja, dan is er nog onze melkkoe. Al zouden we die misschien beter kaaskoe kunnen noemen: van de ruim 14 miljard liter melk wordt liefst 57 procent tot kaas verwerkt. Ook hiervan gaat het leeuwendeel de grens over: net als bij de ui, de tomaat en het varkensvlees.

Zoals de onvermijdelijke Edammer, die in talloze buitenlandse supermarkten te vinden is. Voor de Franse hypermarché-klant maakt het weinig uit dat de fabriek tegenwoordig in het Groningse Marum staat. “Ik wist dat de veeteelt in Nederland groot was”, zegt Van Lohuizen. “Maar ik blijf ook een stadsjongen. Ik realiseerde me niet hoe overheersend varkensstallen in Oost-Brabant en Noord-Limburg zijn. En ook niet dat er ook aan kaas weer een tweede industrie vast zit: de kalverhouderij.”

Een koe geeft immers alleen melk als ze een kalf heeft gebaard. Maar dat kalf is – zeker als het een stiertje is – vooral een restproduct. Dat terwijl we in Nederland nauwelijks kalveren eten. Het vlees gaat vooral naar Duitsland, Frankrijk en Italië. “Een medewerker van de slachterij reed elke week naar Duitsland om het eigen vlees te kopen: in Nederland is het niet te krijgen.”
Zo verbaasde Van Lohuizen zich vaker over hoe grote stromen aan voedsel over de wereld lopen. Edammer, kalfsvlees en ui: we eten het zelf relatief weinig.

Toch wordt een deel van de kalfjes geïmporteerd om ze hier te voeden en slachten. En bestaat 20 procent van onze eigen supermarktuien uit import, terwijl we tien keer zo veel produceren als dat we op kunnen.

Boven: Een koe in een melkrobot. Onder: Kwaliteitscontrole bij de fabriek van Friesland Campina in Leerdam.

Onder: In Leerdam liggen de Edammertjes klaar voor de export. 

Distributie

Distributiecentrum van Albert Heijn in Zaandam, de plaats waar de wieg van de supermarktketen staat.

Bij Vezet in Warmenhuizen worden groenten voorgesneden, om vervolgens keurig verpakt in de schappen van de supermarkt te belanden.

Ook bij Hessing in Zwaagdijk worden groenten gesneden en verpakt. 

Toch is Nederland meer dan alleen een exportland. We importeren en eten met bijna 18 miljoen mensen ook een hoop. En dat doen we – anders dan in Senegal – veelvuldig uit pakjes en zakjes. Alleen het snijden van alle groenten is al een industrie op zich geworden. “Dat begon ooit met soepgroente. En nu ziet bijna niemand nog ongesneden andijvie in de supermarkt liggen.”

Ook hier, bij de laatste stappen voor een product in de winkel ligt, is efficiëntie het toverwoord. Bij de enorme logistieke centra van supermarkten bijvoorbeeld. “Die blokkendozen zijn zó groot: we vragen ons telkens af of we die wel in ons landschap willen. Maar je realiseert je daar wel hoe knap het is dat de schappen altijd vol zijn.”

Zo werd Van Lohuizen tijdens zijn tocht door de Voedsel BV Nederland “voortdurend heen en weer geslingerd tussen bewondering en verbijstering”. Varkens, uien, kaas en tomaten: Nederland is er heel groot en heel goed in. Maar tegelijk barst het systeem uit zijn voegen. “We hebben dat ooit opgetuigd na de Tweede Wereldoorlog. In de tijd van oud-minister Sicco Mansholt, die nooit meer honger wilde. Daaruit is zo’n enorm systeem ontstaan dat je je kunt afvragen: moeten we dit wel zo blijven doen?”

Het antwoord op die vraag, concludeert Van Lohuizen, mag iedereen voor zichzelf formuleren. 

VPRO Tegenlicht wordt maandag 7 november (22.15 uur, NPO2) De Voedsel BV van Kadir van Lohuizen uitgezonden, vpro.nl/tegenlicht
Woensdag 9 november (20.00 uur) is er een Tegenlicht Meet-up in Pakhuis de Zwijger, Amsterdam, dezwijger.nl/programma

Colofon

Fotografie & video: Kadir van Lohuizen
Tekst: Lukas van der Storm
Graphics & animaties: Anne Blaak, Fadi Nadrous, Brechtje Rood 
Online vormgeving: Danusia Schenke, Charlot Verlouw
Eindredactie: Elleke Bal, Iris Ludeker

Volg ons:

© 2022 de Persgroep Nederland B.V.
Alle rechten voorbehouden

Bekijk hier ons privacy statement en hoe wij cookies gebruiken