Select Page

Gastarbeider in Qatar:
Ik dacht dat ik ging sterven

Auteur Matthijs van Dam
Foto’s Patrick Post

Gastarbeider in Qatar. 
Ik dacht dat ik ging sterven

Auteur Matthijs van Dam
Foto’s Patrick Post

De straatarme boer Gaziur Rahman (26) is een van de migranten die de stadions bouwden voor het WK voetbal in Qatar, dat over vijf weken begint. Hij kwam terecht in een genadeloos systeem van leugens, uitbuiting en slavernij.

15 januari 2021, vier uur ’s ochtends. Qatar, ergens op de grens tussen hoofdstad Doha en het aanpalende industrieplaatsje Al-Rayyan. Gastarbeider Gaziur Rahman stapt de bus in naar het Lusail Iconic Stadium, het decor van de openingswedstrijd en finale van het aanstaande WK voetbal. Nog tien maanden tot de feestelijke opening, maar van een feeststemming is bij Rahman geen sprake. De Bengaal is uitgeput, de pijn in zijn arm gaat maar niet weg, en zijn buik is sinds zijn komst nooit in orde geweest.

Voor de vijfdelige serie ‘De slaven van Qatar’ reisde Trouw naar Bangladesh en sprak met onder meer arbeidsmigranten die dwangarbeid hebben verricht bij WK-bouwprojecten in Qatar. Rahman is een van hen. Een van de honderdduizenden dwangarbeiders die de stadions bouwen voor het WK voetbal. Qatar trok bijna een miljard uit voor de goudomhulde voetbaltempel waar Rahman straks aankomt. Hij krijgt zelf een vijfde van het wettelijk minimumloon. Sommigen doen een laatste dutje. Nog een halfuur rijden. Een dag zoals altijd, lijkt het.

“Halt!”

Een aantal agenten stapt in. Zitje voor zitje checken ze de werkvergunning van iedere passagier. Routine, weet Rahman na tweeënhalf jaar in Qatar. Dus ook hij pakt zijn witte pasje uit zijn zak, vol Arabische teksten die hij niet lezen kan.

Maar deze keer is alles anders als de agent Rahmans pasje door zijn apparaat haalt. “Uw werkvergunning is geblokkeerd.” Terwijl de agent de handboeien vastklikt, confisqueert hij zijn werkvergunning en arresteert Rahman. De agent wijst Rahman niet op zijn rechten, maar draagt hem op te zwijgen. Rahman kent zijn straf al: deportatie. Het einde van drie jaar slavenarbeid.

Nu zit hij weer op zijn bed in Bangladesh, naast vader Abdul. Zoals Rahman hier ook ooit zat om hem toestemming te vragen naar Qatar te gaan. In de hoop een zorgeloze toekomst voor zijn familie veilig te stellen. Nu is hun situatie troostelozer dan ooit. Rahman vertelt hoe het was om een de honderdduizenden WK-slaven te zijn.

November 2017. Rahman ploegt het rijstveld van zijn vader Abdul Razzak in Bangladesh, als zijn mobieltje afgaat. Aan de lijn hangt een vriend van Abdul die hij al een tijd niet heeft gezien.

Hij is al jaren schoonmaker in Qatar en vertelt Rahman fantastische verhalen over het absolutistische emiraat. Qatar wil in sneltreintempo moderniseren en zoekt arbeiders. Schatrijk van de olie en gas betaalt Qatar veel hogere salarissen dan in Bangladesh.

“Je kan daar 1500 Qatarese rial per maand verdienen”, zegt de vriend. Zo’n 350 euro. Met een dagloon van twee euro verdient Rahman dat nu in een half jaar. Wat de vriend niet vertelt, is dat hij financieel belang heeft bij zijn belletje.

Ik zou dan wel mijn familie en zwangere vrouw moeten achterlaten, schiet door Rahmans hoofd.

En zijn dorp Richi. Bangladesh heeft het snelst groeiende bbp van alle vijftig volgens de VN ‘minst ontwikkelde landen’. Maar anno 2022 merkt niemand in Richi iets van verheffing. Hier rapen alle 600 dorpelingen hun eten van de zandweggetjes als het moet. Langs de weg staan koeien met touw vastgebonden aan palen, zo bang zijn de mensen dat hun enige overlevingskans verdwijnt.

De helft van dit dorp is voor voedsel afhankelijk van voorbijgangers. Op blote voeten, gewikkeld in doeken of halfnaakt zitten ze uitgeput langs de zandwegen. Ze tikken op autoramen, smekend om een stukje fruit of om geld. Een vermagerde bejaarde poetst zijn tanden met zijn wijsvinger.

’Je kan daar 1500 Qatarese rial per maand verdienen’, zegt de vriend. Omgerekend zo’n 350 euro.

Rahman zag meerdere malen arbeiders voor zijn ogen sterven.

Rahman zag meerdere malen arbeiders voor zijn ogen sterven.

Het armste district van Bangladesh

In het oostelijke district Habiganj, waar Richi ligt, verdient de helft niet genoeg voor een dak boven hun hoofd. Ruim zeventig procent kan niet zelfstandig overleven. Slechts een derde van alle kinderen leeft nog na hun vijfde. Habiganj is op bijna al deze punten ’s lands armste district. Bangladesh is het dichtstbevolkte land ter wereld, maar hier is het stil. Nog geen twee van de 165 miljoen Bengalen wonen hier. De meesten hebben huis en haard al verlaten als arbeidsmigrant.

Rahman heeft in dat opzicht nog ‘geluk’. Hij en zijn familie eten drie kleine kommetjes rijst met groente van hun eigen rijstveld. Daardoor verhongeren ze niet, al werkt Rahman daarvoor wel praktisch elke dag sinds zijn geboorte.

Bovendien heeft iedereen een bed, al dan niet gedeeld. En Rahmans familie heeft de luxe van een eigen toilet, een gat in de grond. De meeste mensen in het dorp delen hun gat met andere families of doen hun behoefte op straat.

Terug naar 2017. Ik ben niet in de positie om een zesvoudig salaris af te slaan, denkt Rahman. Hij wil naar Qatar. “Op één voorwaarde”, zegt de vriend. Het kost Rahman iets meer dan 4000 euro. “Maar geen zorgen, daar verdien je dat razendsnel terug.” Wat Rahman niet weet is dat zijn vriend een geheime agenda heeft. Hij is een ‘dalal’, een illegale ronselaar van arbeidsmigranten (zie kader).

Maar 4000 euro blijkt na een paar maanden onmogelijk te sparen. Dus klopt hij aan bij Idu Miah, een lokale zakenman zo rijk dat hij zijn dochter naar Canada heeft laten emigreren. Voor 4000 euro verkoopt Rahman hem alle rijstvelden van zijn familie, een halve hectare, ver onder de marktprijs, om naar Qatar te kunnen.

Al dromend wil Rahman van het salaris een groot huis met alles erop en eraan laten bouwen, en zijn zoontje laten studeren. Dan kan hij overheidsfunctionaris in Dhaka worden, een prestigieuze baan. Een zorgeloos en gelukkig leven. Maar de verkoop zal een catastrofale beslissing blijken.

Dalal

Vaak zijn illegale ronselaars (dalal) dorpsgenoten, vrienden of zelfs familieleden van migranten. In Qatar en andere Golfstaten is het verboden om migranten voor hun eigen migratie te laten betalen, maar via een schimmige omweg gebeurt dat toch.

In Bangladesh is het wel legaal om migranten zelf de portemonnee te laten trekken. Uitzendbureaus in Bangladesh betalen Qatarese bedrijven voor opdrachten vanuit Qatar om mankracht te zoeken. De uitzendbureaus verdienen alles terug met hun onuitputbare bron van twee miljoen werklozen die er elk jaar bijkomen: het platteland. Die werknemers vinden ze door een dalal in te schakelen. Anders dan het uitzendbureau heeft een dalal wel een uitgebreid netwerk in rurale gebieden.

De rekening (commissies voor de uitzendbureau en de dalal) komt voor rekening van de migranten. Deze beruchte ‘rekruteringskosten’ bedragen duizenden euro’s, wat migranten alleen kunnen betalen met riskante leningen of landverkoop. Het uitzendbureau regelt voor dat bedrag documenten bij het migratiekantoor. De Britse krant The Guardian berekende dat Bengalen in Qatar op deze wijze al zeker anderhalf miljard dollar rekruteringskosten betaalden.

Uitzendbureau

Het geld brengt Rahman eind april 2018 naar een blauw flatje in Dhaka. Boven de groene deur staat ‘Sarac Overseas’, een ge­li­cen­seerd uitzendbureau. Een paar weken later meldt hij zich daar opnieuw. Nu voor de reis naar Qatar, met alleen een klein tasje kleding in zijn hand. Vier uur eerder heeft hij thuis afscheid genomen van zijn familie. Huilend bidden ze voor Rahman, dat hij veel geld mag verdienen in Qatar.

Maar als een werknemer in het kleine kantoortje Rahmans contract bij een Qatarees bedrijf tevoorschijn tovert, blijkt dat er niet in te zitten. Op het contract staat een maandsalaris van omgerekend 210 euro, niet de beloofde 350. Voor het eerst sinds het telefoontje ruikt Rahman onraad en weigert te tekenen.

“Als je niet tekent, annuleren we je visum en werkvergunning”, dreigt de werknemer van het uitzendbureau. “En we houden je geld, dus dan ben je alles kwijt.” Rahman pakt met buikpijn de pen en zet toch maar een krabbel. Zijn familie is afhankelijk van hem. Hij krijgt een vliegticket naar Doha en zijn papieren. Zijn laatste nacht in Bangladesh brengt hij door op een vliegveldstoel, wachtend op de vlucht naar Doha.

Na aankomst in Qatar wacht een medewerker van ingenieursbureau PowerMech Engineering hem op, de werkgever waar hij volgens zijn contract als elektricien voor gaat werken. PowerMech fungeert ook als zijn ‘sponsor’ in het kafala-systeem (zie kader).

Rahman moet op het vliegveld zijn paspoort inleveren bij een bedrijfsmedewerker. Hij rijdt Rahman naar een industriegebied vol witte en verwaarloosde huizenblokken in het zuidoosten. In ‘Werkkamp Sanaya’, zoals het in de volksmond heet, verblijft Rahman. Binnen deze 32 vierkante kilometer wonen volgens de Qatarese autoriteiten bijna 300.000 gastarbeiders. Het is overvol en staat bekend als een van de smerigste gebieden van Doha.

Op doorgestuurde filmpjes van een andere bewoner ligt het complex bezaaid met puin, oude bedden, afval en plastic. Op de muren zit zwarte aanslag. Naast werken mag Rahman alleen het terrein af om voedsel te kopen, op andere bestemmingen staat arrestatie en deportatie.

Rahman stapt kamer 13 van gebouw 38 binnen. Een klein hok van 24 vierkante meter, volgepropt met vier stapelbedden. Daarop liggen acht arbeiders. Bovenslapers draaien zich om, om te zien wie de nieuweling is. Benedenslapers kijken Rahman aan langs hun handdoeken, die voor hun bedden hangen voor hun laatste restje privacy. Rahman ziet overal groente, vis en rijst op de vloer liggen. Ze hebben geen opslagruimte. Aan de kant staat een klein gasstelletje en een oven, waarop ze koken. De acht delen één wc. Vaak heeft Rahman diarree door de slechte hygiëne.

Lopend door de gangen komt Rahman uit bij de gemeenschappelijke badkamer. De douches zijn zo stoffig en vies van de honderden gebruikers dat Rahman zich alleen op vrijdag wast. Dat is de enige dag in de week dat de schoonmaker komt en het veilig kan.

Kafala-systeem

Het kafala-systeem is wijdverbreid in de Golfregio, waarbij Qatarese bedrijven als sponsor (kafeel) verantwoordelijk zijn voor de verblijfsstatus van gastarbeiders. Verandering van werkgever of Qatar verlaten kan alleen met toestemming van de sponsor. Daardoor gedragen zij zich als ‘eigenaren’ van gastarbeiders. Sponsoren maken zich daarom vaak schuldig aan het afpakken van paspoorten, salarisonthouding en dwangarbeid. Ook verkopen sponsoren arbeiders aan andere bedrijven door. Mensenrechtenorganisaties typeren het kafala-systeem als moderne slavernij.

Ook PowerMech, waar Gaziur voor werkte, maakt zich schuldig aan kafala-praktijken. Drie maanden voor Gaziurs komst krijgt mensenrechtenorganisatie Migrant Rights een brief van een gastarbeider en oud-werknemer van PowerMech, die nog 5000 euro aan achterstallig salaris en schadevergoedingen krijgt. PowerMech reageert nooit.

Van 4.00 tot 19.00 uur

De ochtend na aankomst staat Rahman om vier uur ’s ochtends voor zijn gebouw klaar om te werken, en daarna elke dag, om pas na zevenen ’s avonds terug te keren. Voor de tocht staat zo’n 25 kilometer, naar een oever bij de jachthaven in Doha.

Als hij uitstapt, ziet hij tweeduizend arbeiders volop graven en boren in de grond, gekleed in blauwe overalls met gele hesjes en witte helmen. Hier wordt later 70.000 ton beton gestort, voor de fundatie van ‘Stadion 974’: WK-speellocatie en het eerste volledig demonteerbare voetbalstadion ooit. Het stadion bestaat uit 974 felgekleurde zeecontainers uit China.

De opzichter uit India zet hem aan het werk tussen stapels bakstenenen en grote zakken zand, om looppaden van twee bij twee meter te metselen. Een elektricien, zoals in zijn contract staat, heeft zijn baas niet nodig. Opnieuw een afspraak die niet wordt nagekomen. Het is al bijna dertig graden.

Rahman werkt zes dagen per week en veertien uur per dag, vier uur meer dan wettelijk toegestaan. Nergens staan ventilatoren. Als het kwik na het middaguur richting de 40 graden kruipt, ziet Rahman de eerste collega’s overgeven.

Al snel voelt ook Rahman zijn lichaamstemperatuur stijgen en krijgt hij koorts. Rahman probeert zijn braaksel eerst nog door te slikken. Maar ook hij geeft uiteindelijk zo vaak over dat hij de tel al snel kwijtraakt. De hitte maakt hem zo ziek dat hij denkt te gaan sterven.

Ze spelen schone schijn voor hun ‘extreem slechte’ baas uit India, door al overgevend door te werken. Rahmans baas staat bekend om zijn wrede straffen voor arbeiders die hij beschuldigt van ‘luiheid’: die in hun dikke kleding bijkomen van de extreme hitte, onwel worden of een dag vrij durven te vragen. Zo tuigt Qatar een systeem op waarbij gastarbeiders elkaar uitbuiten.

Wie zich schuldig maakt aan ‘luiheid’ en geluk heeft, wordt verbaal geïntimideerd. Wie hem in een slechte bui treft, krijgt twintig procent salarisvermindering per keer. Rahman krijgt in tweeënhalf jaar zes keer salarisvermindering.

Naar de wc mag alleen met toestemming. Arbeiders krijgen elke dag één lunchpauze van een uur. Daarbuiten is eten en water drinken verboden, andere dranken zijn er niet. In de pauze moeten arbeiders dus zoveel drinken dat zij de resterende zeven uur in 45 graden zonder water kunnen.

Rahman is om vier uur ’s ochtends klaar om te werken, en keert pas na zevenen in de avond terug

Graziur Rahman en zijn vader, Abdul Razzak.

Een rijstveld net buiten Richi. Gaziur Rahman moest alle rijstvelden van hem en zijn familie verkopen om in Qatar aan het werk te kunnen.

Boven: Graziur Rahman en zijn vader, Abdul Razzak.
Onder: Een rijstveld net buiten Richi. Gaziur Rahman moest alle rijstvelden van hem en zijn familie verkopen om in Qatar aan het werk te kunnen.

Wereldwijde aandacht

De misstanden op de bouwplaatsen krijgen in tussenliggende jaren wereldwijde aandacht in allerlei rapporten. In september 2022 publiceert Migrant Rights over tientallen gedeporteerde arbeiders uit Nepal, die onder meer in Stadion 974 werken. Ze zijn uitgebuit en wachten al vijf maanden op salaris.

Ook Rahman krijgt na zijn eerste maand geen salaris. Na enkele weken ‘verkoopt’ zijn sponsor hem aan een ander bedrijf bij een ander stadion, maar hij weet niet meer welke. Rahman metselt een verblijf voor WK-gasten in de buurt, dus hij ziet het stadion niet vaak. Eén keer gaat hij binnen kijken tijdens zijn lunchpauze, verbouwereerd door de schoonheid. Als kind voetbalde hij zelf graag. Het doet hem denken aan zijn favoriete elftal Frankrijk, vooral vanwege de vroegere sterspeler Zinédine Zidane.

Hier is hij ook voor het eerst getuige van een fataal ongeval. Terwijl Rahman buiten staat, ziet hij binnen de glazen vloer van de eerste verdieping bovenop vijf Bengaalse arbeiders vallen. Hij denkt dat de vloer niet goed is bevestigd.

Rahman vertelt aan een collega dat hij geen salaris heeft gehad. “Je krijgt pas na drie maanden salaris”, antwoordt die. “Zo wordt het ons moeilijker gemaakt te ontsnappen, want zonder geld kan je niks.” Hij belt maandenlang uit angst en schaamte niet naar huis. Ze geloven me toch niet, denkt Rahman. En ik wil ze niet ongelukkig maken. Bezorgd sturen ze berichtjes, maar Rahman reageert nooit.

Salarisonthouding en -straffen komen volgens rapporten van Amnesty en Human Rights Watch (HRW) veel voor onder WK-arbeiders. Daarom gebruikt Qatar al sinds 2015 een elektronisch salarissysteem, waarbij werkgevers op de zevende dag van elke maand salaris moeten uitbetalen. HRW zegt dat het systeem technisch beperkt is en niet naar behoren werkt.

Ondertussen mag Rahman op de bouwplaats geen eigen lunch meer meenemen. Zijn werkgever verplicht hem bij een klein winkeltje eten te kopen, dat alleen rijst en aardappelen heeft. Maar in zijn zakken zit alleen stof. Beschaamd legt hij zijn situatie uit, en vraagt of hij zijn voedsel op rekening mag kopen. Anders moet hij om restjes bedelen bij andere gastarbeiders. “Prima”, zegt de bediende. “Maar dan betaal je na drie maanden alles direct terug.”

Tussen juni en augustus, de heetste periode, is vijftig graden in Qatar niet ongewoon. Het is daarom verboden in deze periode tussen half elf en drie uur te werken, vanwege het overlijdensrisico. Rahman werkt gewoon veertien uur per dag. Weer misselijk, met het gevoel dood te gaan.

Eén keer betrapt zijn baas de overgevende Rahman. Hij komt met grote gebaren op hem af, vernedert hem en scheldt Rahman uit. “Je moet doorwerken!”, foetert hij. “Je moet de hitte gewoon trotseren!”

Na drie maanden krijgt Rahman toch salaris. Onderaan de streep staat omgerekend zo’n 39 euro per maand, ver onder het recent ingevoerde maandelijkse minimumloon van 187,50 euro. Nog geen zesde van het salaris in het arbeidscontract dat hij bij het uitzendbureau in Bangladesh onder dwang tekende, en een negende van de 350 euro die ooit als lokkertje van de ronselaar dienden. Per dag is dat 1,30 euro, zeventig cent minder dan hij in Bangladesh op het rijstveld verdiende.

Familie van Gaziur Rahman
in Bangladesh

Straatbeeld in de regio
van Dhaka, Bangladesh

Familie van Gaziur Rahman
in Bangladesh

Kleine databundel

Rahman kan nu niet onder het pijnlijke gesprek uit en koopt een kleine databundel. Als hij op zijn bed ligt, hoeft hij in het overvolle huisvestingskamp niet op privacy te rekenen. Zijn kamergenoten luisteren mee hoe de telefoon overgaat.

In beeld verschijnen zijn opgeluchte vrouw en andere familieleden. “We waren zo ongerust, waarom nam je geen contact op?”, vraagt zijn vrouw. “Waar blijft het geld?”, vraagt ze Rahman. “Ik krijg nauwelijks salaris, een keer per drie maanden. En dat is zo weinig dat ik al mijn geld nodig heb op om te kunnen eten.” Zijn familie barst in huilen uit. “Je bent onze laatste hoop”, zegt zijn vrouw. “Ik kan echt niets sturen”, antwoordt Rahman. “Ik heb alles nodig om te kunnen overleven.” Rahman heeft last van zijn hart door de schaamte. Het gesprek duurt tien minuten.

Met de data kunnen ze eens per week bellen tot zijn volgende uitbetaling. Hij vraagt vaak of hij naar huis mag komen, maar zijn familie geeft geen akkoord. Denk aan alle zieke en arme familieleden die jouw geld nodig hebben, zeggen ze.

De volgende keer krijgt Rahman met 175 euro iets meer, maar nog steeds onder het minimumloon. Zijn sponsor verkoopt hem aan een gasfabriek bij het westelijke olie- en gasveld van Dukhan, waar Qatar ooit zijn rijkdom mee vergaarde. Vanuit daar pompt een 104 kilometer lange pijplijn gas naar het oostelijke industriestadje Mesaieed, waar alle geïmporteerde materialen voor de WK-infrastructuur liggen.

Rahman krijgt met 192 euro voor het eerst maandelijks en boven het minimumloon betaald. Zijn werkdagen bedragen ‘slechts’ tien uur, wettelijk het absolute maximum inclusief overwerken. Toch vindt hij het zijn meest traumatische tijd, zo zwaar was het werk. Zo moet hij machines van 60 kilo optillen en rondsjouwen. En hij vermaalt grote stenen tot kiezels met een drilboor, letterlijk gevangenisarbeid. Het is extra heet, want de pijplijnen houden hitte vast. Veel arbeiders huilen tijdens het werk, Rahman ook.

Veilig is het er ook niet. Rahman ziet een Indiase arbeider en een Bengaalse schoonmaker voor zijn ogen dood neervallen na een gaslek. Als het alarm afgaat en iedereen naar buiten moet, halen bewakers hun lichamen weg.

Hij werkt daar zo’n zeventien maanden, tot aan het begin van de coronapandemie. In februari, tijdens de eerste golf, sluit de politie het industriële gebied hermetisch af. Rahman moet drie maanden in lockdown op zijn overvolle en smerige kamer blijven, zonder salaris.

Vanaf april 2020 gaat hij bij het Khalifa International Stadium werken. Amnesty documenteerde honderden gevallen van ‘systematische uitbuiting’ bij het stadion waarin Nederland op het WK de tweede poulewedstrijd tegen Ecuador speelt. Arbeiders draaien hier 72-urige werkweken en werken vijf maanden zonder vrije dag. Het stadion was in 2017 al af, want het is enkel gerenoveerd.

Vlakbij schildert, metselt en legt Rahman pijpleidingen aan. Zijn salaris bedraagt weer 192 euro, maar dan per drie maanden. Dus moet hij weer voedsel op rekening kopen. Daarna bouwt hij onder dezelfde omstandigheden nog aan het Al-Rayyan stadion en als laatste het Lusail-stadion. Ondertussen probeert Rahman zijn sponsor PowerMech te verlaten voor een betere werkgever.

Rahman ziet een arbeider en schoonmaker voor zijn ogen dood neervallen

Fruitverkoper op straat, met voetbalshirt van Brazilië

Zonder toestemming

In januari 2021 beslist de Qatarese regering dat arbeiders zonder toestemming van werkgever mogen wisselen. Als in augustus ook het minimumloon wordt verhoogd naar 1000 rial (283 euro), worden Qatarese ondernemers met een lucratief businessmodel van uitbuiting onrustig. De sjoera, een adviesraad zonder beslissingsbevoegdheid, ontbiedt daarom op 4 januari 2021 de Qatarese minister van arbeid. Hij stelt hen gerust: een arbeider kan nog steeds niet zomaar van werkgever wisselen. De huidige moet nog altijd akkoord gaan.

Maar Rahman ontgaat dit. De agenten rekenen hem elf dagen later in. Zijn werkgever doet na de sjoera-zitting aangifte tegen hem voor het zoeken van ander werk zonder toestemming, waarop de autoriteiten zijn werkvergunning annuleren en hem in de gevangenis vlak naast zijn oude werkkamp gooien.

Achter de tralies beleeft hij zijn beste maanden in Qatar. Hij heeft een eigen cel, kan normale uren slapen, kijkt televisie en krijgt goed te eten. Als ontbijt eieren met roti, in de middag en avond curry. “Ik werd in de gevangenis beter behandeld dan op de bouwplaatsen. Alleen jammer dat ik niet werd betaald.” Na drie maanden, op 22 april 2021, repatrieert Bangladesh Rahman, zo vermelden zijn remigratiepapieren. Vier dager later is hij terug in Richi, op het bed waar hij nu zit.

Omgerekend heeft hij slechts 1800 euro naar huis gestuurd, minder dan de helft van wat hij betaalde om naar Qatar te kunnen. Rahmans familie vindt dat hij gefaald heeft en is niet blij met zijn terugkomst. De spanning maakt Rahman verdrietig.

Zijn paspoort kreeg Rahman nooit terug, net als het land van zijn vader. Rahman werkt nu op rijstvelden van anderen. Zijn familie lijdt inmiddels honger en om te kunnen overleven, sloot Rahman vorige maand een lening af van 150 euro. Hij is nu een financiële slaaf. Al zijn inkomen gaat direct naar de schuldeiser tot alles is afgelost. Zijn gedroomde huis bleef een droom, net als de goede opleiding voor zijn zoontje later.

De dwangarbeid heeft fysiek zijn tol geëist. Rahman moet van de dokter allerlei vitamines en pillen slikken. En rust nemen, maar dat is door de schulden praktisch onmogelijk. Hij buigt zijn arm met moeite. Slapen kan alleen met gestrekte arm, anders is de pijn te erg. Geld voor een nieuwe behandeling is er niet. “Ik hoop dat niemand zulke dingen meemaakt als ik. De wereld moet weten dat de meeste arbeidsmigranten in Qatar in de slechtst mogelijke omstandigheden leven.”

Hij hoopt dat niemand naar het WK gaat. In Stadion 974, waar hij al kotsend van de hitte dacht te sterven, speelt Rahman favoriete team Frankrijk de eerste wedstrijd tegen Denemarken. Rahman kijkt bij iemand in het dorp. Hij zal voor het eerst verdrietig zijn als ‘zijn’ Frankrijk het veld betreedt.

Na het toernooi breekt Qatar Stadion 974 direct af en verscheept het alle onderdelen naar ontwikkelingslanden. Vorige maand kreeg het stadion de hoogste duurzaamheidsscore van vijf sterren van een Qatarees onderzoeksinstituut. “Een ware beloning voor iedereen die aan het stadion gewerkt heeft”, zei de directeur speellocaties van het organisatiecomité bij de uitreiking.

Verantwoording

Voor een vijfdelige verhalenserie ‘De slaven van Qatar’ reisde Trouw naar Bangladesh om met uit Qatar teruggekeerde arbeiders, families van overleden gastarbeiders en uitzendbureaus te spreken.

Omdat in Qatar geen administratie is bijgehouden van de bouwprojecten waaraan arbeiders werkten, zijn hun stappen alleen te reconstrueren aan de hand van herkenning en ervaring van arbeiders en families. De genoemde stadions in dit verhaal zijn door gastarbeider Gaziur herkend op foto’s. Zijn ervaringen zijn waar mogelijk gestaafd aan de hand van bewijs uit krantenartikelen, rapporten van mensenrechtenorganisaties en beeldmateriaal van andere gastarbeiders.

Volg ons:

© 2022 de Persgroep Nederland B.V.
Alle rechten voorbehouden

Bekijk hier ons privacy statement en hoe wij cookies gebruiken