Select Page

Op zoek naar water in de Himalaya

Hoog in de Himalaya worstelen de Loba met extreme regenval en droogte

 

 

 

Maandag verschijnt het derde en laatste deel van het omvangrijke klimaatrapport van het IPCC. De nadruk ligt op het inperken van CO2-uitstoot. In Upper Mustang in de Nepalese Himalaya strijden de Loba al lange tijd tegen een gebrek aan water. Hoe kunnen ze overleven en tegen welke prijs?

Tekst: Yvonne Dudok
Beeld: Nicole Franken

Bekijk hieronder de documentaire
of scroll verder voor het verhaal

Een druppel uit de watertap spat uiteen op de grond, verderop klinken stemmen die weerkaatsen tegen de witgekalkte, lemen huizen. Vier vrouwen in traditionele kleding zitten op een bankje, een vijfde heeft zich neergevlijd op een jakhuid op de stoep voor een verweerde, houten deur. Een man, met op schoot een klein kind met rode appelwangen, maakt het gezelschap compleet. 

Op dit plein in Lo Manthang, een Nepalees dorp hoog in de Himalaya, komen inwoners niet alleen om water te halen, hier onderhouden ze ook hun sociale contacten en wisselen ze het laatste nieuws uit. Bij de watertap zit ook de 32-jarige Lhakpa Wangdi Gurung, hij laat een filmpje zien dat nog geen uur geleden op Facebook is gepost. 

Het zijn beelden van de Dhaulagiri-gletsjer, met 8167 meter de zevende hoogste berg van de Himalaya, waarvan een enorm stuk ijs met donderend geraas afbreekt. De allesvernietigende aardverschuiving die volgt, laat een grote ravage achter. “Dit is het gevolg van global warming”, zegt Lhakpa. “Dit is slechts een van de bewijzen dat het hier elk jaar warmer wordt. Dit haalt het nieuws, maar de problemen waar wij dagelijks mee te maken hebben, interesseren niemand.”

In een aantal van de hoogstgelegen dorpen in Upper Mustang leveren waterbronnen
nauwelijks tot geen drinkwater en water voor irrigatie. 

Door klimaatverandering drogen steeds meer waterbronnen op en neemt het gebrek aan
water elk jaar toe.

Dit dorp, in de afgelegen regio Upper Mustang tegen de grens met Tibet, bevindt zich in de Transhimalaya en ligt klimatologisch gezien in de regenschaduw van het Dhaulagiri- en Annapurna-gebergte. Met een extreem lage neerslag van gemiddeld 200 millimeter per jaar is het een van de droogste gebieden van het land. Door klimaatverandering dreigt het nog verder te verdrogen: de temperaturen stijgen hier tot wel vijf keer sneller dan het wereldgemiddelde.

“Wij Loba zijn een boerenvolk”, vertelt Lhakpa. “Landbouw is een traditie, al eeuwenlang voorzien we zo in ons levensonderhoud. Alles wat we hebben, is door de natuur gegeven. Mijn ouders werken elke dag op het land, ze verbouwen tarwe, gerst, boekweit en aardappelen. Verder hebben we twee paarden en enkele koeien, van de melk maken we boter en kaas. De uitwerpselen gebruiken we als mest of we drogen het om de kachel van te laten branden. Het is een hard en eenvoudig bestaan.”

De klimaatverandering heeft verstrekkende gevolgen voor deze manier van leven. Waren zo’n vijftien jaar geleden de bergtoppen rond Lo Manthang nog bedekt met eeuwige sneeuw en gletsjers, stijgende temperaturen en daarmee samenhangende veranderende weerpatronen hebben dit kwetsbare ecosysteem aangetast.

Uit recent onderzoek onder leiding van de Amerikaanse University of Maine blijkt dat de gletsjers in de Himalaya hard worden getroffen door de opwarming van de aarde. De sneeuw die het zonlicht reflecteert en fungeert als een isolatielaag, is nagenoeg verdwenen. Gletsjers, sommige meer dan 2000 jaar oud, smelten in rap tempo. En door de gestegen temperaturen valt er vaker regen dan sneeuw, vertelt Lhakpa.

“Regenwater loopt snel weg, terwijl sneeuw in de lente en zomer ontdooit en onze bronnen, beken en rivieren voedt. De sneeuw die nog valt, smelt ook veel vroeger in het voorjaar. Het water waarmee we ons land irrigeren, is al verdwenen voordat we onze gewassen hebben ingezaaid. Veel planten komen daardoor niet eens op en als ze dat wel doen, blijven ze vaak achter in groei.”

Door de warmere temperaturen kampen de Loba niet alleen met een gebrek aan water, ze hebben ook last van insecten die de gewassen aanvreten en van woekerend onkruid, dat kostbaar vocht aan de bodem onttrekt. In de zomer overheerst het ene jaar droogte, het volgende jaar kenmerkt zich door extreme regen. Lhakpa: “Overstromingen en aardverschuivingen komen vaker voor, de vruchtbare grond en gewassen met zich meenemend. Door het relatief korte seizoen hebben we sowieso maar één oogst per jaar en die wordt kleiner en kleiner. Het land brengt eenvoudigweg niet genoeg meer op om in ons levensonderhoud te voorzien.”

Op een plein in Lo Manthang verzamelen de inwoners zich voor het laatste nieuws en om
hun sociale contacten te onderhouden.

De kleuren blauw, wit en geel van de stupa’s vertegenwoordigen de goden van de
bescherming, compassie en wijsheid.

Afgesloten van de buitenwereld

Tussen 1950 en 1992 was Upper Mustang, gezien de spanningen aan de grens met China, gesloten voor buitenlanders. Dankzij deze isolatie en het ontbreken van een weg is de Loba-cultuur zo lang intact gebleven. In Lo Manthang en omgeving wonen ongeveer 2000 mensen, die voornamelijk leven van het land. In dit woestijnachtige terrein op grote hoogte (3800 m) is het slechts op enkele plekken mogelijk landbouw te bedrijven. Door de droogte en de hoogte groeit hier maar een beperkt aantal gewassen, zoals tarwe, mosterd, gerst, boekweit en aardappelen.

Bij de stoepa wapperen blauwe, rode, gele, witte en groene gebedsvlaggetjes, traditionele mantra’s met de wind meevoerend naar de goden. Ze representeren de vijf elementen van de Tibetaanse kosmologie, legt Lhakpa uit. Samen met Tsewang Gurung, zijn beste vriend en monnik, heeft hij zojuist een ritueel voor voorspoed uitgevoerd. 

Lhakpa: “De Loba in Upper Mustang zijn van oorsprong Tibetaans, maar toen in 1950 na de inval van China in Tibet de grenzen opnieuw werden bepaald, kwamen we in Nepal terecht. We zijn echter altijd blijven leven volgens de traditionele Tibetaanse cultuur waarin het boeddhisme centraal staat. Voor mijn ouders en de generaties daarvoor was het geloof hun leerschool en is de natuur een geschenk van god, dat we moeten respecteren en beschermen. Droogte, overstromingen of zoals vorig jaar nachtvorst in augustus zien zij als de toorn van de goden.” 

Was er destijds voor zijn ouders geen onderwijs, Lhakpa doorliep de dorpsschool in Lo Manthang, studeerde twee jaar in Jomsom en daarna nog een aantal jaar in Pokhara. Uiteindelijk keerde hij toch terug naar zijn roots. “Hoewel het volgens onze cultuur de taak van de oudste zoon is om voor zijn ouders te zorgen, willen zij dat ik naar de stad ga om meer geld te verdienen. Voor mijn ouders is dat de weg naar een betere toekomst, maar dat geeft mij geen voldoening. Mijn cultuur is alles voor mij. Ik wil voor hen zorgen, mijn kennis en vaardigheden inzetten voor het behoud van de Loba-cultuur. Ook al betekent dat dat ik in een klein huis woon en het financieel niet breed heb.”

Langzaam maar zeker ziet hij de traditionele manier van leven veranderen. Niet alleen als gevolg van de opwarming van de aarde, de zeven jaar geleden aangelegde weg – onverhard en soms slecht begaanbaar – van Jomsom naar Lo Manthang tot de grens met China brengt de moderne wereld dichterbij. “Westerse kleding, rijst, plastic, tv, mobiele telefoons en internet hebben hun intrede gedaan. Ook reizen is zo veel makkelijker en sneller geworden. Steeds meer inwoners overwinteren nu in steden als Kathmandu of Pokhara om geld te verdienen met de verkoop van bergkruiden, wol of allerlei ander werk.” Lhakpa legt uit dat ze van die inkomsten hun kinderen in de stad naar school kunnen sturen. “Als status en omdat het onderwijs er beter is.” 

Daarnaast brengt de weg ook toeristen, voornamelijk Nepalezen, Chinezen en Indiërs, die Upper Mustang als reisbestemming hebben ontdekt. Naast supermarktjes met etenswaren uit China schieten restaurants, guesthouses en souvenirwinkeltjes als paddenstoelen uit de grond. 

Lhakpa: “Jongeren hebben geen interesse meer in de landbouw. Ze willen een baan in het toerisme of ze verlaten deze regio zelfs. Het gevolg is dat de jongere generatie onze cultuur niet meer leert, haar moedertaal niet meer spreekt en geen traditionele liedjes zingt. Liedjes die ik bijvoorbeeld als kind van mijn ouders heb geleerd als ik ze hielp op het land. Begrijp me niet verkeerd, ik zie de positieve kanten van de weg, maar door het omarmen van modernisering ontstaat er een spanning tussen economische groei en het voortbestaan van onze culturele identiteit. Onze lokale economie wordt afhankelijker van het toerisme, akkers liggen vaker braak. Grond verkopen is in onze cultuur een schande, het is eigendom van je voorouders, dat moet je respecteren.”

Lhakpa en zijn ouders leven van de opbrengst van een kleine akker, twee paarden en een paar koeien.

Veel jonge monniken komen uit arme gezinnen waar zo een mond minder te voeden is.

Om de economische kansen te benutten en om de Loba-cultuur te behouden, zet Lhakpa zich in voor de gemeenschap. Van het renoveren van stoepa’s en het plaatsen van muurtjes rond de akkers om erosie te voorkomen tot het organiseren van cursussen om jongeren de taal en tradities te leren. “Lo Manthang was altijd een hechte gemeenschap waar mensen elkaar hielpen uit solidariteit en respect, mensen brachten veel tijd met elkaar door. Nu heeft men minder oog voor de samenleving, het wordt steeds individualistischer. Veel kinderen doen in hun eentje spelletjes op hun mobiel en kijken televisie in plaats van buiten spelen met vriendjes zoals ik vroeger deed. Ze groeien niet meer op met de natuur, ze worden niet opgevoed volgens onze cultuur. Dat vind ik zorgelijk. Als we niets doen, verwateren tradities en verdwijnt onze cultuur uiteindelijk.” 

Met zijn maatschappelijk werk wil hij de mensen in Lo Manthang weer bij elkaar brengen en de Loba-cultuur nieuw leven inblazen, zelfs als er als gevolg van de klimaatverandering geen boeren meer zijn. Bovenaan zijn lijstje staat het verbeteren van het onderwijs in Lo Manthang, zodat kinderen hier weer naar school gaan. “Niet alleen de kwaliteit moet beter, er moeten ook goede faciliteiten komen rondom school, zoals een hostel voor leerlingen uit omringende dorpen.”

Veel steun van de Nepalese regering om de problemen aan te pakken krijgen de Loba echter niet, ook al wordt er veel geld aan de regio verdiend. Om Upper Mustang te bezoeken moet elke toerist een visum aanschaffen: 500 dollar voor maximaal 10 dagen. Bij het instellen van deze visumplicht in 1992 werd de Loba 60 procent van de opbrengst beloofd, geld dat ze in de gemeenschap konden investeren om infrastructuur te ontwikkelen, het herstel van culturele schatten te financieren en het behoud van het milieu te ondersteunen. 

In 1997 was het beloofde percentage al gedaald tot 5 procent en in de jaren daarna is het helemaal opgedroogd, terwijl het aantal toeristen volgens het Annapurna Conservation Area Project juist explosief toenam van bijna 500 in 1992 tot ruim 57.000 in 2019. 

Lhakpa: “Het openstellen van Upper Mustang heeft ons weinig gebracht, terwijl we het geld zo goed kunnen gebruiken”. Toch blijft hij optimistisch. “Het gebrek aan water is een groot probleem, dat kunnen wij Loba niet oplossen. Wel kunnen we naar andere bronnen van inkomsten kijken. Zo ben ik een paar jaar geleden een souvenirwinkeltje begonnen, een flinke investering en eerlijk gezegd is de opbrengst laag. Natuurlijk heeft dat alles met corona en de reisbeperkingen te maken, maar er is ook al veel concurrentie.” 

Hij kijkt uit over de stoffige akkers en de door de wind geërodeerde, kale bergen. Dan pakt hij het touw van het paard, het dier is hoogzwanger, en loopt terug naar het dorp. “Waarschijnlijk verkopen we het veulen als het groter is, ook dat zijn weer inkomsten. We hopen op een hengst, die levert het meest op.”

Dit artikel werd gerealiseerd met steun van het Fonds Pascal Decroos voor bijzondere journalistiek en het Postcode Loterij Fonds van Free Press Unlimited.

Volg ons:

© 2022 de Persgroep Nederland B.V.
Alle rechten voorbehouden

Bekijk hier ons privacy statement en hoe wij cookies gebruiken