Selecteer een pagina

Waarom zijn er minder pedofiele vrouwen?

en 8 andere vragen over pedofilie

 

Waarom zijn er minder pedofiele vrouwen?

Over pedofilie bestaan veel misverstanden. Wat zegt de wetenschap? .

Is pedofilie een geaardheid? Of een stoornis?

Pedofilie kan zowel een seksuele geaardheid (of voorkeur) als een stoornis zijn, afhankelijk van hoeveel last de persoon in kwestie ervan heeft. Een fetisj is pedofilie in ieder geval niet, zegt seksuoloog Erik van Beek. “Een fetisj heeft vooral een seksuele werking. Dat kan een aspect van pedofilie zijn, maar veel pedofielen hebben echt liefdesgevoelens naar kinderen. In dat opzicht heeft het alle kenmerken van een geaardheid: het is stabiel in tijd en er zijn romantische gevoelens.”

Pedofilie is dus een seksuele geaardheid, maar staat ook als ‘pedofiele stoornis’ in het handboek van psychiatrische stoornissen, de DSM. Wat is precies het verschil tussen stoornis en geaardheid? “Het wordt een stoornis als je er erg onder lijdt of er kinderen schade mee toedoet”, zegt Van Beek. Dus: wanneer het niet lukt de gevoelens te accepteren, of als ze depressies, angsten of slapeloosheid tot gevolg hebben.

Seksuoloog Rik van Lunsen, die in zijn carrière 100 tot 200 pedofielen behandelde, definieert pedofilie vooral als handicap. “Het is onveranderbaar. Dat betekent dat je moet leren leven met een seksuele geaardheid waar je nooit in real life iets mee kan doen. Je bent aangewezen op soloseks, en het enige dat je daarbij mag gebruiken is je eigen fantasie. Dat heeft serieuze impact op je leven – het is iets waar je mee moet leren omgaan.”

Is pedofilie aangeboren?

Hoogstwaarschijnlijk wel, zegt Van Lunsen. Met de kennis van nu, is de ‘love map’, de print in de hersenen waarin genderidentiteit, seksuele oriëntatie en voorkeuren vastliggen, ergens tussen het 7e en 8e levensjaar ‘klaar’. Die liefdeskaart is een optelsom van zowel genetische factoren, ‘aangeborenheid’ dus, als omgevingsfactoren, dus hoe je de eerste jaren van je leven opgroeit.

De belangrijkste omgevingsfactor voor een gezonde seksuele ontwikkeling is een veilige hechting, zegt Van Lunsen. Als een kind op jonge leeftijd beschadigd raakt, is de kans voor een ongewone seksuele voorkeur op latere leeftijd groter. Denk aan verwaarlozing thuis, huiselijk geweld of seksueel misbruik. Zo’n ongewone seksuele voorkeur op latere leeftijd kan naast pedofilie bijvoorbeeld ook sadomasochisme zijn, of een fetisjisme, waarbij personen alleen door bepaalde objecten opgewonden raken. 

Het is vooralsnog onbekend of de genetische component of de opgroeicomponent zwaarder weegt, zegt Van Lunsen. “Er is veel onderzoek gedaan naar het ontstaan van parafilieën – ongewone seksuele voorkeuren. De ene school zegt: het is helemaal genetisch, de andere school zegt: het zijn alleen omgevingsfactoren. Er zijn sterke aanwijzingen dat het zowel het één als het ander is.”

Hoeveel pedofielen zijn er in Nederland?

Die vraag is moeilijk te beantwoorden, zeggen zowel Van Lunsen en Van Beek als forensisch psycholoog Ellen Janssen. Want: hoe meet je zoiets? De data die er is, is gebaseerd op anonieme enquêtes uit Scandinavië, Canada en Duitsland. Vanuit die wordt geschat dat 1 tot 3 procent van de mannen in Nederland pedofiele gevoelens heeft. Een aantal tussen de 80.000 en 240.000, ter vergelijking: tussen de inwoneraantallen van een stad als Hoorn en een stad als Eindhoven.

Maar, die 1 tot 3 procent gaat uit van de bredere definitie van pedofilie, waarbij seksuele aantrekkingskracht tot kinderen onder de 16 wordt meegenomen. Volgens Van Lunsen is die definitie problematisch. “Als je een heel ruim definitie neemt, dan zijn alle mannen pedofiel. Want wie vindt een mooie, goed gevormde 16- of 17-jarige niet seksueel aantrekkelijk?” 

Feitelijk omvat de term ‘pedofilie’ een beperktere leeftijdsgroep, namelijk aantrekkingskracht tot ‘prepuberale’ kinderen, van basisschoolleeftijd dus. Vanuit die definitie, kom je eerder uit op een half tot één procent van de Nederlandse mannen met écht pedofiele gevoelens. Van een school met 500 mannelijke leerlingen, is het dus waarschijnlijk dat daarvan 2 tot 5 zich blijvend seksueel aangetrokken gaan voelen tot kinderen van basisschoolleeftijd. 

Zijn er echt veel minder pedofiele vrouwen dan mannen? Waarom?

Ook dit is volgens de seksuologen een ingewikkelde vraag. Van de 100 tot 200 pedofielen die Van Lunsen als cliënt had, was het ‘overgrote merendeel’ man. Ook Janssen en Van Beek zien op basis van ervaring veel meer mannen die worstelen met pedofiele gevoelens. 

Maar, zeggen alle drie de deskundigen: dat komt deels door hoe we het gedrag van mannen en vrouwen in onze maatschappij waarnemen. Als we een vrouw innig met een kind zien knuffelen, zullen we niet snel denken dat daar seksuele drijfveren achter zitten. “We zien de vrouw meer als verzorger”, zegt Janssen, “niet als sexual predator”. Een man die erg close is met een jong meisje dat niet zijn eigen kind is, zouden we eerder als zo’n potentieel seksueel roofdier zien. Mede daardoor is pedofilie bij vrouwen onzichtbaarder. 

In de wetenschappelijke literatuur zijn er volgens Van Lunsen aanwijzingen dat pedofilie onder vrouwen evenveel of bijna evenveel voorkomt als bij mannen. Probleem blijft: hoe meet je het? Omdat mannen nu vaker worstelingen ervaren met pedofilie, en omdat meer seksueel kindermisbruikers man zijn, worden onderzoek en enquêtes vaker op mannen gericht. Vrouwen kunnen mogelijk beter zelf met de gevoelens omgaan, speculeert Van Lunsen. “Maar vaststaat dat de groep vrouwelijke pedofielen relatief onzichtbaar is.”

Hoeveel pedofielen hebben op de één of andere manier aandeel in kindermisbruik?

Forensisch psycholoog Jules Mulder stelt precies deze vraag in zijn boek Pedofielen en Misbruikplegers (2019). Mulder is de initiatiefnemer en oud-voorzitter van Stop it Now!, een anonieme hulplijn voor mensen die bezorgd zijn over hun gevoelens naar minderjarigen. Over pedofielen gaan “op straat en in de media” veel ideeën rond, schrijft Mulder. “Ze zijn gevaarlijk, plegen delicten en zijn een voortdurend gevaar voor onze kinderen. Wat klopt er van die vooroordelen?”

Volgens Mulder heeft meer dan de helft van alle mensen met pedofiele gevoelens geen enkel aandeel in kindermisbruik. Fysiek niet en ook niet via het kijken van kinderporno. Deze groep pedofielen heeft een ‘schoon geweten’, in de terminologie van pedofiel Gabriël. Bij de groep waar het wel mis gaat, gaat het in het overgrote merendeel over het kijken van kinderporno. Ook zeer schadelijk, omdat er geen kinderporno bestaat waarvoor geen kinderen zijn misbruikt.

Maar het beeld van elke pedofiel met ‘losse handjes’ is een stereotype dat niet klopt, zegt Van Lunsen. Hij schat in dat ‘by far’ de meeste pedofielen niet over seksuele grenzen met een kind gaan of zijn gegaan. “De meeste pedofielen deugen en zijn in mijn ervaring normale, intelligente, empathische mensen, net als jij en ik. Die gaan zich niet vergrijpen  aan een kind.”

Klopt het dat het merendeel van de kindermisbruikers geen pedofiel is? Hoe zit dat?

Dat klopt. Tachtig procent van de kindermisbruikers is geen pedofiel, meldt de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen. Dat voelt tegenintuïtief. Als je geen pedofiel bent, waarom zou je dan toch seksuele handelingen verrichten met een minderjarige? Janssen wijst op verschillende redenen, zoals: een seksverslaving of -obsessie, psychische moeite om driften en compulsies te bedwingen. “Maar ook vanuit gelegenheid of macht: een kind van 14 is nu eenmaal zwakker en makkelijker te manipuleren dan een volwassene, en misschien beschikbaar in de vorm van een stiefdochter.”

Voor seksuoloog Van Lunsen is de angst voor pedofielen in de maatschappij begrijpelijk. “Natuurlijk wil je als ouder niet dat er iets met je kind gebeurt.” Aan de andere kant noemt hij het onbegrijpelijk, “omdat ouders banger zouden moeten zijn voor seksueel misbruik van hun kinderen door personen uit hun eigen omgeving”. 95 procent van het misbruik vindt namelijk plaats binnen de gezinssferen, legt Van Lunsen uit. “Het zijn stiefvaders, ooms, opa’s, oudere broers. Vaders ook.” 

Vaak komt dat misbruik volgens Van Lunsen voort uit iets anders dan pedofiele gevoelens. “Een grote groep misbruikplegers zijn mensen met een anti-sociale persoonlijkheid, meer richting psychopaten eigenlijk. De seks gaat dan meer om macht dan om de seks zelf.”

Hoe kunnen pedofielen het best omgaan met hun seksuele gevoelens naar kinderen, volgens deskundigen?

Om te beginnen, zegt Van Lunsen, is het voor lezers goed om te beseffen dat veel pedofielen met een ‘enorme lijdensdruk’ leven. “Uit alles wat we weten worstelt 80 tot 90 procent van de pedofielen met hun seksuele geaardheid. Ze hebben het in de puberteit of adolescentie over zichzelf ontdekt, zich altijd schuldig gevoeld over hun gevoelens, zich geschaamd en zichzelf niet geaccepteerd.” Een grote misvatting van de samenleving over pedofilie is dan ook, volgens Van Lunsen, dat pedofielen mensen zouden zijn die ‘iets slechts willen doen’. “In werkelijkheid zijn zijzelf juist degenen die een grote last dragen.”

Volgens Van Lunsen begint kunnen omgaan met een “zeer lastig een ongewone seksuele voorkeur” dat je moet ‘accepteren’ dat het niet jouw schuld is dat je die voorkeur hebt. “Het is nu eenmaal zo. Je zult ermee moeten leren dealen. En je kan er alleen op een gezonde manier mee omgaan, als je jezelf accepteert.” 

Volgens Van Lunsen was de psychiatrie lang gericht om de pedofilie proberen ‘weg te behandelen’. Dat kan volgens hem averechts werken “Juist wanneer mensen zichzelf forceren: ik wil er niet aan denken, wil er niet aan toegeven, juist dan kan het obsessief worden. Dan kan de kans op grensoverschrijdend gedrag toenemen. Terwijl als iemand ermee om kan gaan, de druk afneemt.”

Hoe ziet dat ‘ermee omgaan’ er concreet uit? Plastisch gezegd: masturbatie en fantasieën. Van Lunsen raadt pedofielen aan om te fantaseren op momenten dat ze zich goed voelen. “Dat is beter dan dat je het zo lang uitstelt, tot je in het ergste geval uit frustratie iets met je fantasie doet.”

Net zoals Van Beek zou Van Lunsen graag zien dat in Nederland onderzoek wordt gestart naar virtuele kinderporno, maar dat zit er politiek gezien voorlopig niet in.

Moeten mensen met pedofiele gevoelens uit de buurt van kinderen blijven? Of juist niet?

Dat is volgens alle seksuologen een moeilijke vraag, waarbij het eerste advies is: kijk naar het individuele geval. En: bij twijfel, wees voorzichtig. Seksuoloog Van Beek zou “zeker niet elke pedofiel” aanraden om contact te zoeken met kinderen. Ook Janssen raad aan om contact met kinderen per individu te bekijken. Maar, zegt zij ook: van pedofielen denken we snel dat ze een hoge seksuele drive hebben, dat er daarom een dreiging van hen uitgaat, terwijl dat helemaal niet het geval hoeft te zijn, net zoals veel heterofielen geen hoge drive hebben. “Het beeld van seksueel gefrustreerden die zich niet kunnen inhouden, klopt niet.”

Onder de pedofielen die Van Lunsen als cliënt zag, zaten relatief veel leerkrachten. Dat voelt voor de meeste mensen waarschijnlijk niet zuiver: dat iemand aan wie ouders hun kind toevertrouwen, eigenlijk romantische of seksuele gevoelens voor kinderen koestert. Tegelijkertijd vindt de seksuoloog dat we mensen niet te veel op fantasieën en gedachten moeten beoordelen. “Dat is zo calvinistisch: dat je door het foute te denken, het foute al zou doen.” Volgens Van Lunsen zouden de meeste Nederlanders dan strafbaar zijn, om wat ze allemaal ooit aan (seksuele) fantasieën hebben gehad. 

Van Beek snapt dat ouders gevoelsmatig veel moeite hebben met het idee van een pedofiele docent. “Je wil je kind te allen tijde beschermen.” Toch, zegt hij, is het de realiteit dat een percentage van de mensen pedofiel gevoelens heeft, en dat we die groep niet uit de maatschappij kunnen verbannen. Net zoals Van Lunsen denkt hij dat het streven naar zelfacceptatie van pedofielen – waardoor zij zich tot gelukkige mensen kunnen ontwikkelen – leidt tot minder kindermisbruik, omdat delictgedrag vaker voorkomt bij mensen die aan de bodem zitten. 

Van Lunsen geeft een historisch voorbeeld om dat idee te ondersteunen – dat het toelaten en accepteren van pedofiele fantasieën kan leiden tot minder kindermisbruik. “In Tsjechië heeft een raar, ongewild sociaal experiment plaatsgevonden. Voor de val van het communisme was elke vorm van porno verboden. Toen viel de muur, werd het land een democratie, en vergat men de zedelijkheidswetgeving een tijdje helemaal. Het land werd overspoeld met porno en ook met kinderporno – ze waren nog vergeten dat strafbaar te maken. Daarna deed zich iets merkwaardigs voor: seksueel kindermisbruik nam significant af. Hoe meer toegang dus tot fantasieën – in dit geval overigens schadelijk, want kinderporno – hoe minder mensen echt een grens over gingen.”

Stel: je hebt pedofiele gevoelens en zoekt hulp in Nederland. Hoe groot is de kans dat je dan goed terecht komt?

Het optimistische antwoord: beter dan twintig jaar geleden. Het in 2012 gestarte Stop it Now!, dat eigenlijk bedoeld is voor misbruikpreventie, en niet voor problemen rondom zelfacceptatie, heeft een netwerk van gespecialiseerde behandelaars naar wie zij anonieme bellers doorverwijzen. Ook schreven ervaringsdeskundigen, onder wie Ben en Gabriël, mee aan een nieuwe GGZ-zorgstandaard over pedofilie. Daar staat nu nadrukkelijk in: pedofilie is niet per se alleen een stoornis, maar kan ook een seksuele geaardheid zijn, die mensen van zichzelf kunnen accepteren als gevoelens die er mogen zijn.

Voor wie via de huisarts naar een psycholoog doorverwezen wordt, blijft het volgens Van Beek ‘een gok’ of je terechtkomt bij iemand met kennis van zaken, of bij iemand die vooral schrikt, en bang is dat onder zijn toezicht kindermisbruik plaats zal vinden. Lastig is ook dat veel kennis over pedofilie traditioneel ligt in de forensische psychologen en psychiaters – vanuit de behandeling van kindermisbruikers. Hoewel daar goede therapeuten zitten, ziet Janssen, vinden veel pedofielen het moeilijk om toch soms als ‘potentiële misbruiker’ behandeld te worden.

Janssen ziet dat pedofilie een controversieel en moeilijk onderwerp blijft, ook in de hulpverlenerswereld. Zo krijgt stichting Expertisbureau Online Kindermisbruik (EOKM), waar ook Meldpunt Kinderporno en Helpwanted.nl onder vallen, wel geld van verschillende instanties, zoals de Europese Unie en Ziggo. Maar Stop it Now!, eveneens onderdeel van het EOKM, dat potentiële kinderpornokijkers en potentiële kindermisbruikers juist moet weerhouden van grensoverschrijdend gedrag, krijgt niet altijd zulke steun.

“Weinigen willen hun naam aan ons verbinden”, zegt Janssen. “Dat zegt veel over hoe de maatschappij naar het onderwerp pedofilie kijkt. Of: hoe we er liever niet naar kijken.”