Selecteer een pagina

Alleen in een
afgelegen hut in Alaska

De afgelopen vier jaar maakte Jelle Brandt Corstius met fotograaf Jeroen Toirkens acht reizen naar de noordelijkste bossen van de wereld. De laatste bestemming was een afgelegen hut in het woeste Alaska.

Alleen in het woeste Alaska

De afgelopen vier jaar maakte Jelle Brandt Corstius met fotograaf Jeroen Toirkens acht reizen naar de noordelijkste bossen van de wereld. De laatste bestemming was een afgelegen hut in het woeste Alaska.

Journalist Jelle Brandt Corstius en fotograaf Jeroen Toirkens bezoeken voor Trouw de noordelijke bossen van de wereld. Vier jaar lang, acht reizen. Dit is het laatste deel. Bekijk ook het verslag van hun reizen naar Noorwegen en Japan en Canada. Jelle vertelt meer over het project in deze video.

Journalist Jelle Brandt Corstius en fotograaf Jeroen Toirkens bezoeken voor Trouw de noordelijke bossen van de wereld. Vier jaar lang, acht reizen. Dit is het laatste deel. Bekijk ook het verslag van hun reizen naar Noorwegen en Japan en Canada. Jelle vertelt meer over het project in deze video.

N

et als elke ochtend maakt een ijsduiker ons wakker. Wij mogen dan wel in het enige hutje aan het meer verblijven, ijsduikers zijn hier de enige echte bazen. Hun gezang klinkt een beetje als het gehuil van een wolf, maar dan uit een vogelbek. We tellen twee paartjes. Als het ene paartje iets roept, antwoordt het andere beleefd terug. ‘Goedemorgen!’ ‘Ook goedemorgen!’, stel ik mij zo voor.

Samen met fotograaf Jeroen Toirkens logeer ik in een hutje aan het toepasselijk genaamde Vogel Lake, in het Kenai Fjords National Park in Alaska. De enige manier om nu te reizen is per watervliegtuig, twintig minuten vanuit Anchorage, de grootste stad van de Amerikaanse staat.
Bij aankomst was de piloot zo vriendelijk ons te helpen bij het uitladen van onze spullen en proviand; met lieslaarzen stonden we met z’n drieën in het water. ‘Jullie hebben wel een plek uitgekozen, zeg’, zei hij verrast. ‘Rondom het meer alleen maar dicht bos. Geen paden, veel begroeiing. Beren, dat ook. Veel kun je hier niet doen. Jullie hadden wat meer bier moeten meenemen!’ Waarop hij het vliegtuig keerde en algauw achter de horizon verdween.

Vanaf dat moment bestaat mijn gezelschap uit Jeroen en de ijsduikers. En de bomen natuurlijk, die zich verdringen rondom het meer.

Dat bos is meteen ook de reden van deze reis, en de zeven andere reizen die Jeroen en ik in de afgelopen vier jaar hebben gemaakt. De bomen van het Vogelmeer maken deel uit van een vegetatiezone die zich uitstrekt over Alaska in het ­westen en overgaat in de bossen van Canada. Aan de overkant van de ­Atlantische Oceaan gaat het bos ­verder, via een plukje in Schotland en de bossen van Scandinavië naar het enorme woud van Rusland, dat zich uitspreidt tot aan de Bering-straat, en dan zijn we de wereld rond en terug in Alaska. Ondanks de grootschalige bomenkap in de moderne tijd beslaat de boreale zone nog steeds een enorm gebied.

Het is de grootste ­vegetatiezone ter wereld: 17,5 procent van de wereld is bedekt met taiga. Dit bos is om verschillende redenen van onschatbare waarde. Natuurlijk vanwege zijn schoonheid, en de dieren en planten die het bos beschermen. Maar zelfs voor natuurhaters is dit bos van belang. De taiga is namelijk een enorme opslagplaats van koolstof. In de bossen, veengronden en moerassen van de ­boreale zone zit 44 procent van de koolstof opgeslagen van alle beplanting op het land. Deze zogenoemde carbon sinks zijn belangrijk omdat deze koolstof anders in de atmosfeer zou belanden als CO2, een broei­kasgas. En het laatste wat de wereld nodig heeft, is nog meer CO2.
Juist in de boreale zone zijn de effecten van de opwarming van de aarde merkbaar. Die opwarming gaat namelijk versneld in de buurt van de Noord- en Zuidpool: twee keer sneller in het Arctische gebied, waar de boreale zone aan grenst.

Overal in het boreale bos zie je de effecten van een veranderend klimaat. Neem onze standplaats Alaska. Juli 2019 was hier de warmste julimaand sinds het begin van de metingen. Vier van de tien warmste maanden in de geschiedenis dateren van na 2004.

Bosbranden, op kleine schaal normaal en zelfs noodzakelijk voor een gezond bos, liepen uit de hand. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat de branden frequenter, langer en op grotere schaal woeden. West Lake Cabin, onze eigenlijke bestemming, is al drie maanden gesloten vanwege bosbranden in de omgeving.

En dat is niet alles: door de milde winters overleven bepaalde boomparasieten de winter. Zoals de letterzetter, een kever die in 1999 een groot deel van Kenai Fjords National Park uitroeide, en door de warmere winters een steeds grotere dreiging vormt voor de bossen.

Door de relatief warme winter weten steeds meer letterzetters te overleven tot de lente, en vallen ze zelfs nieuwe boomsoorten aan. Dat is een probleem voor het gehele boreale bos.

Tijdens deze laatste reis zijn we in zekere zin zelf het onderwerp. Onze standplaats is de Vogel Lake Cabin, gebouwd in het begin van de jaren ’40 . De hut maakt deel uit van een netwerk van publieke hutten waar bezoekers voor een lage prijs kunnen overnachten. Het is een simpele hut: houten stapelbedden met een plank als matras, een kampeertafel en een kachel om je warm te houden in de winter (en soms in de zomer). Achter de hut staan een kleine ­houtschuur en de wc. Het hout is ­natuurlijk afkomstig uit het bos, dat zich over 8000 vierkante kilometer uitstrekt in alle richtingen.

‘Overal in het boreale bos zie je de effecten van een veranderend klimaat’

Het is dag vier. Na een paar dagen slecht weer worden we wakker zonder een wolkje aan de lucht. Als we een trektocht willen maken, zouden we dat vandaag moeten doen.

We hebben behalve berenspray om de beren weg te jagen ook water, eten en een satelliettelefoon mee.
Er zijn geen paden, en onder de ­bomen is er een wirwar van omgevallen bomen, doornstruiken en rottend hout. Het bos is dichtbegroeid en na een minuut lopen weten we al niet meer waar we vandaan kwamen. Onze bestemming is de zee, hemelsbreed vier kilometer naar het westen. Met grote moeite lopen we een kilometer per uur. Dit is het bos in zijn puurste vorm. We horen hier niet thuis, denk ik als ik over de zoveelste rotte boomstam struikel. Ik moet denken aan de oorspronkelijke betekenis van het woord taiga, die ik ooit hoorde van een Jakoetiër in Siberië: ondoordringbaar bos. We komen langs een plek met geplet gras. Hier heeft kort geleden een groot beest gelegen, het moet een beer of een eland geweest zijn. Ik schreeuw nog maar eens hard, om eventuele beren op de hoogte te stellen van onze komst.

Uitgeput bereiken we een paar uur later een drooggevallen moeras en besluiten dat dit het verste punt van onze voettocht wordt. Halverwege houden we halt. Een van de talloze omgevallen boomstammen gebruiken we als bankje om bij te komen.

‘We hebben berenspray om beren mee weg te jagen’

De boom waarop we zitten heeft hier waarschijnlijk een jaar of vierhonderd gestaan, en het zal nog eens vierhonderd jaar duren tot zijn stam compleet is vergaan. Zijn dennenappels zijn rond de boom gevallen en hebben soms honderd jaar een hopeloos bestaan gehad op de bosbodem, waar slechts 3 procent van het zonlicht doordringt. Van alle zaden die een boom verspreidt in zijn leven — bij een populier zijn dat er meer dan een miljard — zal precies één zaadje uitgroeien tot een volwassen boom.

Een paar jonge dennen rond ons bankje zijn al op anderhalve meter hoogte. Slechts een van hen zal een volwassen den worden. Welke, dat zal ik nooit weten want dan ben ik al lang dood. Misschien verklaart dat de kloof van onbegrip tussen mensen en bomen. Niet zozeer dat bomen er anders uitzien, maar dat ze, vanuit ons perspectief, zo’n verschrikkelijk trage levensloop hebben. Onderzoekers in Zweden vonden een den waarvan delen van het wortelsysteem 9500 jaar oud was. Een boom kijkt naar ons zoals wij kijken naar een eendagsvlieg. Als ik zo’n vlieg zie, denk ik: wat is er nou aan zo’n kort leventje? Maar zo kijken bomen naar ons.
Na een lange dag wandelen komen we weer uit bij de boot. Vermoeid door de lange tocht door het bos, doornat en bedekt met schrammen en blauwe plekken, steken Jeroen en ik het meer over naar onze hut. Het vuur is wonderwel nog aan het smeulen, een paar blokken hout gaan erop, en met de bijl hakken we een nieuwe voorraad om te drogen voor de volgende gasten. Het is hard werken om warm te blijven. Op het vuur staat een emmer met warm water, en aan de oever wassen we de modder van het bos van ons af. We kijken naar de overkant van het meer — dat beeld gaat nooit vervelen. De golven op het meer, de wolken in de lucht, zelfs de bomen zien er elke dag anders uit. Het zijn veranderingen die je alleen kunt waarnemen met de volkomen rust en gebrek aan afleiding waar wij nu van genieten. De herfst begint en de bomen verschieten langzaam richting geel, sommigen richting rood.

‘Het is hard werken om warm te blijven’

Schoon gewassen warmen we ons op bij de kachel. Het weer is omgeslagen: zachtjes tikt de regen op het golfplatendak. Daar komen onze vrienden weer tevoorschijn. De Cree noemen ze de mookwa, vrij vertaald ‘de geest van de noordelijke wateren’. In een van de boeken die ik heb meegenomen staat dat rond deze tijd van het jaar het mannetje of het vrouwtje naar het zuiden vliegt, waar ze zullen overwinteren. De ander blijft achter met het kind, en vertrekt een week later richting het zuiden. Hoe ze elkaar vinden is nog steeds een mysterie. Er zijn nog zoveel geheimen in deze bossen. Een stel ijsduikers blijft voor het leven bij elkaar, en keert elke zomer terug naar hetzelfde meer. Omringd door bomen die onderdeel uitmaken van het grootste bos van de wereld.

Dit is een voorpublicatie van het zojuist verschenen boek ‘Borealis. Trees and people of the Northern forest,’ met foto’s van Jeroen Toirkens en tekst van Jelle Brandt Corstius. 

 

Compensatie

Voor project Borealis moet veel worden gereisd, veelal per vliegtuig. Om de CO2-uitstoot gedeeltelijk te compenseren heeft Trees for Life in opdracht van Toirkens en Brandt Corstius een stuk bos ­geplant in Schotland. In de vallei Glen Affric staat, als het een beetje meezit, over een jaar of dertig een nieuw bos. Voorlopig zijn het 165 ‘Borealis-bomen’, aan het eind van het project wordt het bos verder uitgebreid om Borealis CO2-neutraal te maken.

Financiering

Het Borealis-project wordt ­financieel ondersteund door ­onder meer ASN-bank, ­Staatsbosbeheer en het ­Anchorage ­Museum in Alaska. Trouw is ­mediapartner. Ook u kunt het project sponsoren.
Ga voor meer informatie naar borealisproject.nl.

TEKST: JELLE BRANDT CORSTIUS
FOTOGRAFIE: JEROEN TOIRKENS
WEBSITE: CHARLOT VERLOUW en DANUSIA SCHENKE