Selecteer een pagina

Canada, waar
het voelt als -55

Van de jacht kunnen de inheemse Cree in Noord-Canada niet meer leven, dus verkopen ze hun bomen.

Journalist Jelle Brandt Corstius en fotograaf Jeroen Toirkens bezoeken voor Trouw de noordelijke bossen van de wereld. Vier jaar lang, acht reizen. Dit is deel drie. Bekijk hier verslagen van eerdere reizen. Jelle vertelt meer over het project in deze video.

Journalist Jelle Brandt Corstius en fotograaf Jeroen Toirkens bezoeken voor Trouw de noordelijke bossen van de wereld. Vier jaar lang, acht reizen. Dit is deel drie. Bekijk ook het verslag van hun reizen naar Noorwegen en Japan. Jelle vertelt meer over het project in deze video.

Wie kan het zich niet herinneren? De commerciële zeehondenjacht in Canada is in volle gang. Een man loopt op zijn gemakje af op een hulpeloze zeehondpup, die zich van geen kwaad bewust is. Hij haalt uit met zijn hakapik, het traditionele wapen van de Inuit in het noorden van Canada. De pup is in een klap dood. De man sleept de pup weg, en achter blijft het bloed in de verse sneeuw. Deze beelden gingen in 1976 dankzij Greenpeace de wereld rond. Voor Greenpeace was het de eerste succesvolle campagne, de actiegroep zou daarna uitgroeien tot de meest herkenbare milieuorganisatie ter wereld. Voor de Inuit was dit een ramp: er kwam een verbod op de handel van zeehondenvellen, hun belangrijkste inkomstenbron droogde op. Werkloosheid, alcoholisme en zelfmoord waren aan de orde van de dag. In 2014 heeft Greenpeace overigens haar excuses aangeboden aan de inheemse volkeren in Canada.

Want de impact van die beelden ging nog veel verder dan alleen de Inuit. Duizend kilometer zuidelijker, waar de inheemse Cree leven, kelderden ook de prijzen voor bever- en martervellen. De traditionele manier van leven in het wild werd moeilijk, talloze Cree gingen terug naar de reservaten. De traplines, de traditionele jachtgebieden van de Cree, raakten in verval. Elke trapline is zo’n 700 km2, het gebied dat nodig is om een familie van genoeg wild te kunnen voorzien om van te leven.

Houtkapbedrijven grepen hun kans: zij kochten het recht om hout te winnen in de traplines. Dat gebeurde meestal met kaalkap: het uniform kappen van alle bomen in een bos. Uiteindelijk is negentig procent van het bos verdwenen. Wat overbleef was een kaalgeslagen gebied, omringd door een fijnmazig wegennetwerk om al die bomen te transporteren.

Slechts drie van de 52 traplines zijn nog ongehavend. Het is de vraag hoe lang deze bossen nog zullen bestaan. De tocht naar deze gebieden begint in Waswanipi, op elf uur rijden ten noorden van Montreal. Dit stadje van 1300 inwoners is de hoofdstad van Eeyou Istchee, het land van de Cree, een gebied ongeveer zo groot als Nederland. Steven Blacksmith van het ministerie van natuur en milieu leidt onze expeditie naar de Broadback Valley, een van de laatste plekken waar het oude bos nog staat. Mannen zijn druk bezig om te sleeën op te laden met proviand en brandstof. Een gigantische vrieskist wordt volgeladen – die dient ervoor om het eten niet te laten bevriezen. Sneeuwscooters worden uit trailers geladen. De rit blijkt 150 kilometer lang te zijn. Wij worden geacht zelf een sneeuwscooter te besturen. ‘Dit is gas geven en dit is remmen,’ is de korte toelichting. Voor we het doorhebben zijn de Cree al achter de horizon verdwenen, maar het spoor in de sneeuw is makkelijk te volgen.

De tocht voert door de boreale bossen van Noord-Canada. Van kaalkap is weinig te zien. Deze gebieden zijn al dertig jaar geleden gekapt, een nieuwe generatie naaldbomen is intussen uit de grond geschoten.

Acht uur later komen wij aan in het huis van Don Saganash, in het hart van de Broadback Vallei. Hij staat als ‘tallyman’ aan het hoofd van een van de drie traplines waar het bos nog niet gekapt is. De temperatuur is intussen gedaald tot -40, en elke keer als iemand de voordeur opendoet lijkt het de deur van een reusachtige vriezer.

In de achterkamer gooit Saganash nog wat hout in de kachel. Hij wijst naar de spijkers in de vloer die ondanks de hitte met ijs beslagen zijn. ‘Het is een tijd geleden dat ik dit heb meegemaakt,’ lacht hij. ‘Veel tallymen laten zich verleiden door het bedrag dat de bedrijven bieden. Op de korte termijn levert dat inderdaad wat op, maar op de lange termijn verdwijnt hun land, en hun tradities,’ zegt Sananash.

Maar hoe zit het dan met de aangeplante bossen die we op weg naar de Broadback vallei hebben gezien, vraag ik hem. ‘Wij zijn jagers. Wij jagen op elanden en rendieren. Maar die houden niet van deze bossen. Er is niet genoeg mos voor ze om te eten.  Een bos is veel meer dan bomen. Het duurt langer tot de fragiele bosbodem is hersteld. En het duurt nog veel langer tot de schimmels en korstmossen het bos weer hebben bevolkt. Elk dier is afhankelijk van dit ecosysteem’.

 Don Saganash
DON SAGANASH

Weer gaat de vriezer open, in een wolk van condens stappen drie enorme Cree naar binnen. Ze trekken als een matrosjka hun lagen met kleding uit, en hangen die te drogen bij de kachel. Saganash begroet ze in het Cree. ‘Mijn vader maakte mij een jaar voor zijn dood tallyman,’ vertelt hij. ‘Hij zei tegen me: “Zorg ervoor dat je de kapbedrijven uit ons bos houdt.” Dat ben ik nooit vergeten.’

Na de dood van zijn vader was het zover: ’Het was een woensdagochtend. Ik zat in een klein kantoortje met drie mannen. Ze boden mij een huisje aan voor de Broadback Valley. Ik zei: “Nee”. Nou, daar hadden ze niet op gerekend!’ zegt Saganash, en hij barst in lachen uit. Hij wijst naar buiten, waar het intussen pikdonker is. Waar zijn vader op jacht ging, en daarvoor zijn vader.

Saganash vond een verrassende medestander in Greenpeace, die tot voor kort niet goed lag bij de Cree-gemeenschap vanwege de zeehond-campagne. Daar is intussen verandering in gekomen. Samen met Greenpeace probeert Saganash van de drie traplines die nog over zijn een natuurgebied te maken, zodat er nooit gekapt zal kunnen worden. Nog even wordt de kachel goed opgestookt voor de nacht begint, en vervolgens valt iedereen gelijk in slaap, gesloopt door de lange tocht. ’s Nachts word ik af en toe wakker als Saganash uit zijn bed klimt om nog wat hout in het vuur te gooien. Ik zie zijn vastberaden gezicht gloeien in de vlammen van de kachel.

Een bos is veel meer dan bomen

Donovan Blacksmith
Donovan Blacksmith

De volgende dag is het te koud om het meer over te steken naar de Broadback Rivier. Er staat een harde wind op het meer, en de gevoelstemperatuur is gezakt naar -55. Een aantal heeft bevriezingsverschijnselen. Zelf voel ik mijn pinken niet meer. We zijn veroordeeld tot het huis en de directe omgeving. Alleen de jongeren durven de kou in te gaan. Buiten wenkt Donovan Blacksmith mij, en wijst naar een dennetje. ‘Zie je het niet?’ Hij legt zijn geweer aan en het schot kraakt door de vrieskou. Aan de voet van de boom ligt een alpensneeuwhoen. Alleen door het bloed is hij van de sneeuw te onderscheiden. Ik moet denken aan de babyzeehond. Gelijk plukt Donovan de hoen, de veertjes worden meegevoerd in de ijzige wind. Het liefst jaagt hij op elanden vertelt hij. ‘Leven van het land, is er iets beter dan dat?’

Binnen kijkt Steve Blacksmith glimlachend naar Donovan. ‘Ik ga volgend jaar een sabbatical nemen. Dan verkas ik naar mijn hutje in de bush, en zal ik leven van wat het land mij geeft’. Ik vraag Blacksmith naar zijn jeugd. Ik had gehoord dat de Cree kinderen op internaten werden geplaatst, en begreep dat het daar soms ruig aan toe ging. Door ze weg te halen bij hun ouders konden ze makkelijker geassimileerd worden in de westerse cultuur was het idee. Blacksmith beaamt het, en maakt tegelijk duidelijk geen zin te hebben erover te praten. Meer dan zesduizend kinderen kwamen in die internaten om het leven door ziekte of ondervoeding volgens de Waarheidscommissie die de misstanden onderzocht.

Johnny Picard komt bij ons aan tafel zitten, hij is ‘geadopteerd’ door de Cree. Hij is afkomstig van de naburige Innu. Nadat zijn broer dood ding door een overdosis ging hij zijn geluk beproeven bij de Cree. Nog steeds ligt het zelfmoordpercentage hoger dan het gemiddelde. ‘Wist je dat de Cree niet eens een woord hebben voor zelfmoord? Het kwam vroeger gewoon niet voor,’ merkt Saganash bitter op.

De volgende dag is de wind wat gaan liggen en de temperatuur is gestegen naar een mediterrane -25 graden. We steken het meer over en gaan door naar de plek waar Don Saganash het al twee dagen over heeft: de machtige Broadback River. Vanuit het meer loopt een ‘portage’ naar een ander meer: een pad door het bos waar van oudsher kano’s konden worden verplaatst tussen twee meren. Saganash wijst naar een inkeping in de bomen. Elke generatie maakt een nieuwe inkeping, zodat de route door het dichte bos niet verloren gaat. ‘De houtkap is niet het enige probleem, ook de wegen. Die lopen dwars door dit soort routes. En de migratieroutes van dieren.’ Na een zware tocht op de portage, aan de rand van het volgende meer, is het zweet in mijn skibril bevroren, ik zie bijna niks meer. Ik ben weer hopeloos achterop geraakt. Saganash en de andere Cree zijn allang het meer overgestoken. Ik blijf achter, omringd door de dennen en de stilte.

Boreale zone

Het boreale woud is de grootste vegetatiezone op aarde en beslaat zo’n 29% van het totale bosgebied. Met een oppervlakte van zo’n negen miljoen vierkante kilometer is het aanzienlijk groter dan het Amazone-regenwoud. Met name in Rusland is sinds de val van het communisme de ontbossing enorm toegenomen.

Boreale bossen zetten op grote schaal koolstofdioxide om in zuurstof. Een gemiddelde boom produceert in honderd jaar genoeg zuurstof om een persoon twintig jaar van te laten ademen. Toch is minder dan twaalf procent van deze bossen beschermd gebied.

Eenderde van dit boreale bos ligt in Canada. Het is het grootste intacte bos ter wereld: drie miljoen vierkante kilometer  bos zonder steden, wegen en industrie.