Selecteer een pagina

overleven
in de noorse
bossen

Elk jaar volgen nieuwe Nederlandse mariniers in de bossen van Noord-Noorwegen de jaarlijkse wintertraining.

Journalist Jelle Brandt Corstius en fotograaf Jeroen Toirkens volgden de militairen tijdens die training, waarvan de eerste weken in het teken staan van overleven. 

Overleven in de noorse bossen

Elk jaar volgen nieuwe Nederlandse mariniers in de bossen van Noord-Noorwegen de jaarlijkse wintertraining, waarvan de eerste weken in het teken staan van overleven.

Journalist Jelle Brandt Corstius en fotograaf Jeroen Toirkens bezoeken voor Trouw de noordelijke bossen van de wereld. Vier jaar lang, acht reizen. Dit is deel zeven. Bekijk ook het verslag van hun reizen naar Noorwegen, JapanCanada, Schotland, Rusland en Siberië. Jelle vertelt meer over het project in deze video.

Journalist Jelle Brandt Corstius en fotograaf Jeroen Toirkens bezoeken voor Trouw de noordelijke bossen van de wereld. Vier jaar lang, acht reizen. Dit is deel zeven. Bekijk ook het verslag van hun reizen naar Noorwegen, JapanCanada, Schotland, Rusland en Siberië. Jelle vertelt meer over het project in deze video.

ZWARE TRAINING

Elk jaar volgen nieuwe mariniers in het noorden van Noorwegen de jaarlijkse wintertraining, waarvan de eerste weken in het teken staan van overleven. Dit jaar doen ongeveer duizend man de training, behalve Nederlandse mariniers ook Belgen en Duitsers, en een aantal manschappen van de Landmacht.

De training wordt sinds 1972 ge­houden, in eerste instantie door Britse en Nederlandse mariniers, die in het ­geval van een Russische invasie de noordelijke grens van de Navo moesten verdedigen. Van de cursisten wordt ­verwacht dat ze lange marsen kunnen maken op ski’s, met een bepakking van ongeveer dertig kilo.

Na een paar weken komen er ook schiet- en gevechtsoefeningen bij, om te eindigen met een grote militaire oefening tegen een ­fictieve vijand. Wie de zware training met succes afrondt, ontvangt het ­‘Hijgend Hert’, een felbegeerde insigne onder de mariniers.

Het overleven in winterse omstandigheden is niet alleen van belang in Europa, maar ook op andere plekken waar de mariniers naar worden uitgezonden, zoals Afghanistan. Door de groeiende dreiging van Rusland worden er de laatste jaren steeds meer mariniers en andere ­manschappen op de wintertraining gestuurd.

Hoe maak je het beste gebruik van het bos, wat eet je, waar slaap je, en vooral: hoe houd je jezelf warm?

VUUR MAKEN

“Dit is de echte tonderzwam, een paddestoel die overal in de bossen groeit”, vertelt kapitein Roel Driessen. “Dit spul brandt geweldig. Zorg ook dat je altijd wat berkeschors op zak hebt. Terwijl je loopt, droogt het op en kan je daar je vuur mee beginnen. Kruit uit je kogel kan ook, als dat nodig is. Tampons werken ook prima.” Er komt gelach uit het gehoor, waarin geen vrouw te bespeuren valt. We zijn midden in de bossen bij Harstad, een kustplaats in de buurt van Narvik. Er ligt een dik pak sneeuw; onze vlucht was een dag vertraagd vanwege een sneeuwstorm. Driessen staat onder een zeil aan een tafel met brandbaar materiaal. Zo’n honderd mariniers zitten in de open lucht en kijken geduldig toe. Zij hebben er net een mars van een paar uur op zitten. De sneeuw dwarrelt op hun bepakking. Het vriest vijf graden, en de mariniers, overwegend jonge ­jongens, doen hun best om niet te bibberen. “Waarom is een vuur belangrijk, ­behalve dan voor de warmte?”, vraagt Driessen. “Voor de moraal”, roept een marinier. “Om water te zuiveren”, roept een ander. Juist, zegt de instructeur. Zonder hout kun je niet overleven.

“We zijn weer terug op de sterkte van de jaren tachtig”

Na de vuurinstructie gaat het over eten. Van het hout uit de bossen is een rek gebouwd om een rendier aan te hangen. Volgens de regels gedood door een plaatselijke Sami-herder. De huid wordt door Driessen ­vakkundig gevild. Hij geeft een rendierpoot aan de eerste rij. “Geef het maar door. Voel maar eens hoe dat is, een vers stuk wild.” Sommige jongens pakken de poot met tegenzin vast om hem weer door te geven.

Eric Piwek, de commandant van de trainende eenheid, kijkt toe hoe het rendier in stukjes wordt gefileerd en legt uit waarom dit van belang is. “Noor­wegen is een Navo-land en heeft een strategische ligging. Door de opwarming van de aarde en het smelten van het poolijs zullen nieuwe noordelijke handelsroutes naar China ontstaan, via de Noordkaap.”

Piwek: “Gezien de wijze waarop Rusland zich heeft gedragen op de Krim, moeten we op alles voorbereid zijn. Dus ook op een invasie via de noordflank. En dat houdt in dat deel­nemers voorbereid moeten zijn om te vechten in Arctische omstandigheden. We zijn weer terug op de sterkte van de jaren tachtig.”

Overleven op het ijs

“In het bos heb je kortere zichtafstanden, daardoor word je gedwongen om sneller beslissingen te nemen”, legt kapitein Mark Brouwer uit. We zitten in een Viking, een Zweeds rupsvoertuig, dat zich hortend en stotend een weg baant door de bergen met sneeuw. We zijn onderweg naar een hoogvlakte zonder bomen, want ook daar moeten de mariniers zien te overleven. Als we aankomen is er een nieuwe sneeuwstorm die ons het zicht ontneemt. Een Duitse marinier die uit het niets lijkt te komen neemt ons mee naar een gat in de sneeuw. We kruipen in zijn onderkomen voor die nacht, een snow hole. Het dak bestaat uit zeil en sneeuwschoenen, er zijn twee alkoven uit de sneeuw gehakt waar twee mariniers kunnen slapen. Ze slapen in ploegendienst; de derde zit vannacht in het midden op wacht. Voor hem staat een kaars, als die uitgaat moet iedereen eruit, want dan is er te weinig zuurstof. Koolmonoxidevergifting is misschien wel het grootste gevaar, zeggen de militairen. Het is er krap en koud, maar een stuk behaaglijker dan in de sneeuwstorm die boven woedt.

’s Middags is er een ijstraining. Mariniers worden op ski’s met volle bepakking en in witte camouflagepakken in een wak gegooid. Het is de bedoeling dat je eerst je rugzak op het ijs gooit, om er vervolgens zelf uit te klimmen met de skistokken. Je kan wel uit het ijs klimmen zonder rugzak, maar zonder je spullen overleef je niet, legt de instructeur uit. Achter elkaar springen honderd man in het wak. Iedereen reageert anders. Sommigen klimmen er rustig uit, anderen raken in paniek en laten hun rugzak achter. Dat is waar het bij deze training om gaat: om ze voor te bereiden op elke onverwachte situatie.

De mariniers worden op ski’s en met volle bepakking in een een wak geduwd. Als ze zichzelf uit het wak hebben bevrijd, rollen de mariniers door de sneeuw om op te drogen.

De mariniers worden op skies en met volle bepakking in een een wak geduwd. Als ze zichzelf uit het wak hebben bevrijd, rollen de mariniers door de sneeuw om op te drogen.

Een nacht in het bos

“Jongens, dit vuur gaat uit. Een vuur heeft liefde en aandacht nodig, net als je vrouwtje”, zegt bergleider Ariën van de Kolk, die een nachtelijk rondje maakt door het bos. Ongeveer honderd mariniers over­nachten vanavond in het bos. In groepjes van vier zitten ze verspreid over de heuvel. Met sparretakken hebben ze een overkapping gemaakt. Knipperend met de ogen zitten ze rond een ­rokend vuurtje. “Waarom hebben jullie sneeuw op de takken gelegd?” “Voor isolatie”, zegt een van hen. “Maar die sneeuw gaat zo smelten door het vuur.” Hoofdschuddend loopt Van de Kolk verder.

“Een vuur heeft liefde en aandacht nodig, net als je vrouwtje” 

Even verderop hebben ze het beter voor elkaar. Er brandt een goed vuur, en de jongens hebben een aantal stammen op elkaar gestapeld die dienen als een reflectiescherm, dat de hitte van het vuur nog beter benut. Boven het vuur hangt een blikje met aardappelen te pruttelen. Een van de mariniers gebruikt zijn schep als een soort grillplaat waar wat rendier op ligt. “Ik word zo blij van dit vuur na een lange dag in de kou”, zegt hij. “Ik kan er uren naar kijken.”
Dan is het ook mijn beurt om te gaan slapen. In de officierstent krijgen we een bivakzak, een vuur is niet nodig verzekert kapitein Brouwer ons. “Vannacht vriest het echt niet meer dan vijf graden. En vergeet niet alvast alles klaar te zetten, dan hoef je dat niet buiten in de kou te doen.” Met een thermos warme thee loop ik naar mijn slaapplek: een schuine boomstam met wat dennetakken eroverheen.

Op de sneeuw een bed van dennenaalden, als een soort matras. Natuurlijk ben ik mijn hoofdlampje vergeten, een van de talloze redenen waarom ik volkomen ongeschikt zou zijn als marinier. De schoenen gaan in de bivakzak, zodat ze niet bevriezen, daarna klim ik met slaapzak en al in de bivakzak. Het is een beetje claustrofobisch onder de takken, dus ga ik met mijn hoofd onder de sterren liggen. Het is uitgesloten dat ik een slok thee neem, ik ben vastbesloten om niet te gaan plassen ’s nachts.

De thermos houdt mij warm. Het is eigenlijk best knus, omringd door de berken en de sparren, de hoofdpersonages van ons project. Ik kijk naar boven, naar Aurora Borealis, het noorderlicht. Groene en gele vormen die heftig flikkeren en na een paar seconden weer verdwijnen. Op de achtergrond hoor ik gemurmel in het Duits, Engels, Vlaams en Nederlands. Het vuur verbroedert denk ik, als ik in slaap val.

Boreale zone

Het boreale woud is de grootste vegetatiezone op aarde en beslaat zo’n 29% van het totale bosgebied. Met een oppervlakte van zo’n negen miljoen vierkante kilometer is het aanzienlijk groter dan het Amazone-regenwoud. Met name in Rusland is sinds de val van het communisme de ontbossing enorm toegenomen.

Boreale bossen zetten op grote schaal koolstofdioxide om in zuurstof. Een gemiddelde boom produceert in honderd jaar genoeg zuurstof om een persoon twintig jaar van te laten ademen. Toch is minder dan twaalf procent van deze bossen beschermd gebied.

Eenderde van dit boreale bos ligt in Canada. Het is het grootste intacte bos ter wereld: drie miljoen vierkante kilometer  bos zonder steden, wegen en industrie.

Financiering

Het Borealis-project wordt ­financieel ondersteund door ­onder meer ASN-bank, Staatsbosbeheer en het Anchorage ­Museum in Alaska. Trouw is ­mediapartner. Ook u kunt het project sponsoren. Ga voor meer informatie naar borealisproject.nl.

TEKST: JELLE BRANDT CORSTIUS
FOTOGRAFIE: JEROEN TOIRKENS
WEBSITE: GABRIELLA CODONESU met dank aan JAN KRUIDHOF