Mishandeld, uitgezet, neergeschoten
Syrische vluchtelingen vertellen over systematische mishandeling in Turkse deportatiecentra en uitzetting naar oorlogsgebieden in Syrië. Dat is in strijd met de Turkijedeal, maar de Europese Unie lijkt een oogje toe te knijpen.
tekst & fotografie Melvyn Ingleby
In het holst van de nacht verschijnen twee grote bussen op het Aksaray plein in Istanbul. Ahmed voelt de handboeien in zijn polsen snijden terwijl een Turkse politieagent hem richting de voertuigen sleept. Wanneer hij de bus instapt, ziet hij tientallen andere vluchtelingen, eveneens geboeid, in de duisternis voor zich uit staren.
Ahmed, een 25-jarige Syrische vluchteling uit Damascus die niet met zijn volledige naam in de krant durft, werd eind mei aangehouden nadat de politie erachter kwam dat hij niet in Istanbul geregistreerd staat. Op kantoor beloofden de agenten hem dat hij zou worden overgeplaatst naar een andere Turkse stad. Maar dat gebeurde niet.
Bij zonsopgang kwam de bus aan bij een detentiecentrum in de Istanbulse buitenwijk Pendik. Naar eigen zeggen verbleef Ahmed er samen met vijftien anderen drie dagen lang in een kleine cel zonder bedden. Eén keer per dag kregen de gevangenen een bedorven maaltijd voorgeschoteld. “De bewakers zeiden dat wij Syriërs van binnen net zo verrot zijn”, herinnert hij zich. “Ze schreeuwden dat Turkije ons niet langer accepteert, en dat we allemaal zullen oprotten naar Syrië.”
Uiteindelijk bracht Ahmed ruim zes weken in drie verschillende Turkse detentie- en deportatiecentra door. Zowel zijn ooggetuigenis als de ervaringen van zes andere Syriërs die hier hun verhaal durven te doen wijzen op grootschalige arrestaties, mishandeling en gedwongen deportaties van Syrische vluchtelingen door de Turkse autoriteiten – soms met de dood tot gevolg.
Daarmee worden de grondvoorwaarden achter de zogenaamde ‘Turkijedeal’ met voeten getreden. Middels het in maart 2016 getekende akkoord wist de Europese Unie de toestroom van vluchtelingen vanuit Turkije te stuiten in ruil voor zes miljard euro aan humanitaire hulp en andere concessies aan Ankara. In theorie was de voorwaarde dat Turkije als ‘veilig derde land’ geen vluchtelingen naar oorlogsgebieden zou terugsturen. Maar in de praktijk blijkt dat de EU wel vaker bereid is gebleken om laks met haar principes om te springen, om ‘Fort Europa’ te beschermen (zie kader).
Zolang Europa de deur dichthoudt, blijft de zwaarste last in Turkije. Het land telt inmiddels ruim 3,6 miljoen Syrische vluchtelingen – het grootste aantal ter wereld en bijna vier keer zoveel als alle Europese landen bij elkaar. Jarenlang verwelkomden grote delen van de Turkse samenleving de nieuwkomers zonder al te veel problemen, maar nu het land in een economische crisis verkeert, komt die gastvrijheid ten einde.
Willekeurige arrestaties
Op 12 juli begon de politie in Istanbul een grootschalige operatie tegen ongedocumenteerde vluchtelingen en andere migranten. Naar schatting verblijven er tot wel een miljoen Syriërs in Istanbul, waarvan bijna de helft elders geregistreerd staat. Die laatste groep krijgt tot 30 oktober de tijd terug te keren naar hun district van inschrijving. Syrische vluchtelingen die nergens geregistreerd staan, worden naar tijdelijke opvangkampen overgebracht en vandaaruit over het land herverdeeld, aldus de logica van de Turkse autoriteiten.
In de praktijk leidde de operatie echter tot willekeurige arrestaties en gedwongen deportaties, zo berichtte Human Rights Watch eind juli. Op voorwaarde van anonimiteit bevestigde een EU-topambtenaar ‘schattingen’ dat rond de 2200 Syriërs zijn teruggestuurd naar de Syrische provincie Idlib, maar benadrukte dat het niet duidelijk was of het daarbij ging om gedwongen deportatie of vrijwillige terugkeer.
Zowel het Turkse ministerie van binnenlandse zaken als het migratiedepartement dat daar onder valt, gingen niet in op herhaaldelijke verzoeken om commentaar. Tegenover de Turkse pers ontkende minister Süleyman Soylu van Binnenlandse Zaken dat Turkije Syrische vluchtelingen deporteert. Syriërs die terugkeren naar hun geboorteland doen dat volgens hem op vrijwillige basis.
Overvolle cellen
Hussein, de tweede Syriër die weigerde zijn handtekening te zetten, onderschrijft Ahmeds relaas in een telefonisch interview vanuit Dubai. Daar vluchtte hij naartoe nadat hij had uitonderhandeld dat hij niet naar Maleisië maar naar Syrië zou worden gedeporteerd. Hij beschrijft de mishandeling in dezelfde termen als Ahmed, en voegt eraan toe dat hij door een van de bewakers in zijn gezicht geslagen is.
Uiteindelijk verbleef Ahmed een maand lang in Binkiliç, waarna hij opnieuw werd overgeplaatst naar een deportatiecentrum in het nabijgelegen Kirklareli. Daar zegt hij herhaaldelijk de toegang tot een dokter te zijn ontzegd ondanks een toenemende pijn in zijn longen. Vanwege overvolle cellen sliep Ahmed de eerste twee dagen samen met ruim honderd anderen op de betonnen binnenplaats. “We schreeuwden om te mogen plassen”, herinnert hij zich. “Maar de bewakers deden de toiletten maar dertig minuten per dag open. Het ergste was: ze hadden er plezier in.”
Negen dagen later was de nachtmerrie ineens voorbij. Ahmed werd naar het hoofdkantoor geroepen, gevraagd wie hij ook alweer was, en vrijgelaten toen duidelijk werd dat hij wel degelijk over een identiteitsbewijs beschikt – zij het voor een ander district dan Istanbul. Trouw heeft een foto van die identiteitskaart en het vrijlatingsformulier van het deportatiecentrum kunnen inzien.
Inmiddels duikt Ahmed onder in het appartement van een Syrische vriend. Vanwege de aanhoudende politiecontroles durft hij al weken het huis niet uit. Het land dat hem verwelkomde boezemt nu angst in. “Ik kan het racisme niet vergeten”, stamelt hij zacht. “Toen ik in Turkije kwam dacht ik dat mensen me zouden respecteren. Maar nu lijkt het alsof jarenlange opgekropte woede ineens naar buiten komt.”
Strandverbod
Dat anti-Syrische sentiment verspreidt zich over alle politieke partijen, maar de seculiere oppositiepartij CHP speelt er het gretigst op in. Tijdens de afgelopen gemeenteverkiezingen voerde de partij in meerdere steden een openlijk anti-Syrische campagne. Vers verkozen CHP-burgemeesters zetten gemeentehulp aan vluchtelingen stop of gingen zelfs over tot een strandverbod voor Syriërs. Ook in Istanbul werd de overwinning van CHP-kandidaat Ekrem Imamoglu door zijn achterban onthaald met een jubelende trending hashtag: ‘De Syriërs rotten op’ (#SuriyelilerDefoluyor).
Die politieke context verklaart de recente arrestaties van Syrische vluchtelingen, vermoedt de eerder genoemde EU-topambtenaar. Sinds president Erdogans AKP de verkiezingen in Istanbul verloor, zo zegt hij, lijkt het alsof het Turkse migratiedepartement onder presidentiële druk is komen te staan om vaart te maken met de nieuwe maatregelen. Europese en andere humanitaire partners werden daarbij nauwelijks betrokken. “Ze spelen hard to get.”
De topambtenaar stelt dat de EU geen controle heeft over de situatie in Turkse deportatiecentra – ondanks het feit dat een deel van deze centra met Europees geld gebouwd is (zie kader). Mocht er bewijs zijn voor gedwongen deportaties, zo zegt hij, dan zou dit reden zijn voor ‘een serieus gesprek met de autoriteiten’, maar over een mogelijk einde van de Turkijedeal wil hij niet ‘speculeren’.
Dit terwijl, zoals de topambtenaar zelf bevestigt, het akkoord expliciet verwijst naar het principe van non-refoulement (het niet terugsturen van vluchtelingen of asielzoekers naar gebieden waar ze gevaar lopen, red.) Ook een tweede, eveneens anonieme Europese topambtenaar zegt letterlijk: “De verklaring tussen de EU en Turkije is stevig gebaseerd op de gelofte aan beide zijden om het principe van non-refoulement honderd procent te respecteren”.
Knielen
Die geloften komen voor Rama Abdullah in ieder geval te laat. De jonge vrouw zit in de kelder van een kale woning aan de randen van Istanbul. Haar drie jonge kinderen leunen tegen haar aan. Geld voor eten heeft ze niet, want haar man, de enige broodwinner, is eind vorige maand gedeporteerd naar Syrië. “Nu zijn we alleen”, zegt de vrouw verstijfd. “We hebben niemand meer.”
Terwijl Rama met een haperende video-verbinding contact legt met Syrië zwaaien de kinderen naar het schermpje. Daarop verschijnt hun vader, Haytham Abdullah. Hij vertelt dat hij vorige maand op weg naar zijn werk werd aangehouden toen de politie erachter kwam dat hij geregistreerd stond in het district Sanliurfa. Net als Ahmed belandde hij in het deportatiecentrum in Binkiliç, waar hij eveneens gedwongen zegt te zijn een vrijwillig terugkeerformulier te ondertekenen.
Na een busreis van 26 uur zonder eten en drinken kwam Abdullah aan bij de Syrische grenspost Bab al-Hawa, die in handen is van de jihadistische strijdgroep Hayat Tahrir al-Sham (voorheen bekend als Jabhat al-Nusra). “Ze behandelden ons als beesten, net als de Turkse politie”, vertelt Abdullah over de telefoon. “We moesten voor ze knielen met onze handen in de nek. Daarna werden we drie uur lang ondervraagd in een kantoortje. Veel mensen kwamen dat kantoortje niet meer uit. Ze zijn gearresteerd.”
Abdullah schat dat er die dag wel drie- tot vierhonderd mensen gedeporteerd werden. Volgens de website van het grenskantoor in Bab al-Hawa keerden in de maand juli maar liefst 6160 Syriërs via deze grenspost terug naar Syrië. Het is niet duidelijk hoeveel van hen tegen hun wil gedeporteerd zijn.
Bab al-Hawa ligt in de Syrische provincie Idlib, de laatste grote enclave van gewapend verzet tegen de Syrische president Bashar al-Assad. Volgens de Verenigde Naties kwamen er in de afgelopen drie weken alleen al meer dan vijfhonderd mensen om het leven in bombardementen door de Russen en het Assad-regime. De helft van de drie miljoen inwoners is ontheemd. Een humanitaire ramp nadert. In andere woorden: Turkije deporteert Syrische vluchtelingen terug naar oorlogsgebied. Het principe van non-refoulement wordt onmiskenbaar geschonden.
Terwijl Rama met een haperende video-verbinding contact legt met Syrië zwaaien de kinderen naar het schermpje. Daarop verschijnt hun vader, Haytham Abdullah.
Voedseltekorten
“De bommen vallen niet ver hiervandaan”, vertelt Nour al-Deen al-Showaishi over de telefoon vanuit een dorpje vlak bij Idlib. Ook hij werd vorige maand gedeporteerd tijdens een plotselinge identiteitscontrole in de Istanbulse wijk Esenyurt. Een vriend die destijds bij hem was heeft dat aan deze krant bevestigd. Ook is Trouw in het bezit van video-opnames waaruit blijkt dat al-Showaishi inderdaad in Syrië is.
Al-Showaishi bezat geen enkele vorm van identificatie. Hij zegt dat de politie hem beloofde dat hij een identiteitskaart zou krijgen als hij een paar formulieren tekende. Toen hij om uitleg vroeg, veranderden de agenten van toon. “Ze dwongen me te tekenen”, aldus al-Showaishi. “De dag erna ben ik gedeporteerd. Ze lieten me niet eens mijn familie bellen.”
Ook als de bommen hem sparen weet al-Showaishi niet hoe hij moet overleven. “Ik verblijf iedere avond bij een andere vriend”, vertelt hij. “Maar er zijn voedseltekorten en er is geen werk. Als ik niet dood wil gaan van de honger, moet ik me misschien aansluiten bij de strijdgroepen tegen Assad.”
De enige uitweg leidt naar Turkije, maar al-Showaishi kent de gevaren. “Veel mensen die de grens probeerden over te steken zijn gestorven”, zegt hij. “Vroeger stuurden de Turkse grenswachters je gewoon terug. Nu schieten ze met scherp.”
Een kogel
Hisham al-Steyf al-Mohammed besloot het risico toch te nemen. Ook hij werd in mid-juli gedeporteerd naar Idlib, maar in tegenstelling tot al-Showaishi stond hij ingeschreven in Istanbul. Een foto van zijn identiteitsbewijs is in handen van deze krant. Vastbesloten zijn vrouw en pasgeboren baby terug te zien, betaalde al-Mohammed een smokkelaar en waagde de oversteek.
Mohammed Kedr Hammoud, een andere Syrische vluchteling, reisde met hem mee. Het was 4 augstus, vertelt Hammoud over de telefoon vanuit Idlib, vlak voor zonsondergang. Een groep van dertien vluchtelingen, onder wie drie kinderen, vertrok vanuit het dorpje Dirriyah richting de Turkse grens. In de bergen besloot al-Mohammed een laatste keer te bidden. Terwijl hij neerknielde voor God sprong het zand naast hem plotseling omhoog.
Het was een kogel. De smokkelaar schreeuwde dat de groep dekking moest zoeken, maar al-Mohammed bleef bewegingloos liggen. “Ik kroop naar hem toe en legde mijn oor op zijn hart”, herinnert Hammoud zich, “maar het was al opgehouden met kloppen.” Meer dan een uur lang werden de vluchtelingen onder vuur genomen vanaf de Turkse grens. Pas rond middernacht kregen ze eindelijk de kans om het lichaam af te voeren, aldus Hammoud.
Trouw is in het bezit van een foto van de overlijdingsakte van al-Mohammed, verstrekt door het al-Rahma ziekenhuis in het dorpje Darkoush in de provincie Idlib. Het op 5 augustus gedateerde document bevestigt dat ‘een kogel door het rechteroor van de patiënt ging en er aan de linkerkant van de hals uit kwam’.
Het Turkse ministerie van binnenlandse zaken heeft niet geantwoord op schriftelijke vragen over al-Mohammeds dood of de reden achter zijn arrestatie en deportatie. In een artikel in het blad Foreign Policy schreef een woordvoerder van president Erdogan zonder verdere onderbouwing dat al-Mohammed een terreurverdachte was. Ook beweerde hij dat al-Mohammed op eigen verzoek is gedeporteerd. Vraag blijft in dat geval waarom hij zijn leven waagde om terug te keren.
Omhelzen
Al-Mohammeds kennissen en zijn familie zeggen niets van de aantijgingen te snappen. “Mijn zoon werkte dag en nacht om voor zijn kinderen te kunnen zorgen”, stamelt zijn vader Mustafa al-Mohammed in een lege woonkamer in de Istanbulse wijk Bagcilar. “Als hij echt iets gedaan zou hebben, waarom stuurden ze hem dan niet naar een rechtbank?”
Naast hem op het tapijt zitten zijn drie kleinkinderen. De jongste, een baby van drie maanden oud, werd twee dagen voor al-Mohammeds arrestatie geboren. “Hij wilde zijn kinderen zo graag weer omhelzen”, zegt Mustafa zacht. “Maar in plaats daarvan omhelsden de kogels hem.”
De familie is niet de enige die geraakt is door al-Mohammeds dood. In het appartement waar hij onderduikt steekt Ahmed een laatste sigaret op. Het is twee uur ’s nachts, en zijn zes uur lange relaas over de Turkse deportatiecentra is bijna ten einde wanneer zijn telefoon ineens begint te trillen. Op Facebook doet een foto de ronde. Het is het lijk van al-Mohammed.
“Ik ken hem!”, schreeuwt Ahmed in paniek. Wanneer hij bijgekomen is, legt hij uit dat al-Mohammed samen met hem in het deportatiecentrum in Binkiliç vastzat. “Hij had zo veel hoop om vrij te komen, want hij had een geldig identiteitsbewijs voor Istanbul. Maar toen hij me vertelde dat ze hem gedwongen hadden een paar papieren te tekenen, wist ik dat het al te laat was.”
“Als ik datzelfde formulier had ondertekend”, zegt Ahmed verstijfd, “lag ik nu dood naast hem.”
De volledige namen van de vluchtelingen en de EU-topambtenaren zijn bekend bij de redactie.
Gefinancieerd door de Europese Unie
De Europese Unie besteedt haar grensbewaking op structurele wijze uit aan andere, minder welvarende landen. Niet alleen Turkije, maar ook landen als Libië, Niger en Soedan ontvingen opgeteld miljarden om vluchtelingen en migranten te onderscheppen en op te vangen. De echte grenzen van Europa liggen ver buiten ons zicht.
Europese samenwerking met Turkije op het gebied van migratie gaat verder terug dan de Turkijedeal. In het kader van het Turkse toetredingsproces tot de EU ontving Ankara in de periode 2011-2015 ruim 55 miljoen euro voor de aanleg van zes deportatiecentra en één ‘ontvangstcentrum’ voor irreguliere migranten. In 2015 zijn opnieuw fondsen voor nog eens zes deportatiecentra vrijgemaakt.
Ook instellingen van waaruit Syrische vluchtelingen worden mishandeld en gedeporteerd zijn gesponsord door de EU. Zo is het deportatiecentrum in Kirklareli waar Ahmed verbleef voor 85 procent aangelegd met Europees geld, aldus een rapport van een delegatie Europarlementariërs die er al in 2016 grote misstanden aantroffen. Ook in het centrum in Binkiliç, waar Syriërs gedwongen worden formulieren over ‘vrijwillige terugkeer’ te ondertekenen, hingen volgens Ahmed bordjes met de Europese vlag en de tekst: ‘Dit project is gefinancierd door de Europese Unie.’
Het is moeilijk vast te stellen hoeveel geld er in het kader van de Turkijedeal naar deportatiecentra en grensbewaking is gegaan. De overgrote meerderheid van de toegezegde zes miljard gaat naar onderwijs, gezondheidszorg en andere vormen van humanitaire hulp aan Syrische vluchtelingen. Toch staat in een jaarverslag over de Turkijedeal van de Europese Commissie uit 2018 dat het hulppakket heeft bijgedragen aan ‘logistieke apparatuur’ van ‘een deportatiecentrum voor 750 mensen’. In het jaarverslag van 2019 zijn die laatste woorden vervangen door ‘een faciliteit voor 750 mensen’.
Volgens Europarlementariër en oud- Turkije-rapporteur Kati Piri is het niet de eerste keer dat de Europese Commissie haar migratiebeleid afschermt. “Zelfs voor Europarlementariërs is het niet eenvoudig te achterhalen waar Europese middelen precies aan worden besteed”, laat ze telefonisch weten. “Bij misstanden dringen wij aan op onderzoek, maar de Commissie gaat daar vaak niet op in.”
“Op deze manier wordt Europa medeverantwoordelijk voor de mensenrechtenschendingen die in deze centra plaatsvinden”, aldus Piri. “Helaas moeten we onszelf dan afvragen in hoeverre wij nog het morele leiderschap hebben om Turkije vervolgens op de vingers te tikken.”
Dat laatste is sowieso weinig geloofwaardig, stelt Piri, zolang Europa zich zelf niet aan alle afspraken van de Turkijedeal houdt. “De belofte was om tienduizenden kwetsbare vluchtelingen over te nemen uit Turkije. Dat hebben we gewoon niet gedaan. Ondertussen zien de Turken hoe wij ruziemaken over de opvang van een boot met 130 vluchtelingen, terwijl zij bijna vier miljoen vluchtelingen opvangen. Daarin ligt ook het morele failliet van Europa.”
Ook in Den Haag is gereageerd op de deportaties van Syrische vluchtelingen. Kamerlid Bram van Ojik (GroenLinks) diende eerder deze maand Kamervragen over de kwestie in. Hij vroeg het kabinet daarbij om de Europese Commissie te verzoeken om een onafhankelijk onderzoek naar de misstanden.
© 2019 de Persgroep Nederland B.V.
Alle rechten voorbehouden
Bekijk hier ons privacy statement en hoe wij cookies gebruiken