Allemaal anders
2021 in beeld
De twijfelaars werden in 2021 overschreeuwd door al die uitgesproken meningen. Onterecht, we zijn allemaal anders, maar de gematigde en vaak zwijgende stemmen zijn in de meerderheid. Al die Nederlanders die zich wél laten vaccineren, die groep is zoveel groter dan de mensen die zich luidruchtig verzetten.
In deze bijlage brengen we de tegenstellingen in beeld – variërend van het corona-debat tot de politieke bestuurscultuur, van het klimaat tot de nieuwe werkelijkheid op kantoor. De boodschap: twijfelen is toegestaan.
Allemaal anders
2021 in beeld
De twijfelaars werden in 2021 overschreeuwd door al die uitgesproken meningen. Onterecht, we zijn allemaal anders, maar de gematigde en vaak zwijgende stemmen zijn in de meerderheid. Al die Nederlanders die zich wél laten vaccineren, die groep is zoveel groter dan de mensen die zich luidruchtig verzetten.
In deze bijlage brengen we de tegenstellingen in beeld – variërend van het corona-debat tot de politieke bestuurscultuur, van het klimaat tot de nieuwe werkelijkheid op kantoor. De boodschap: twijfelen is toegestaan.
Geef ze het gevoel dat ze ook bij onze groep horen
Kelli van der Waals | Beeld: Fenna Jensma
In de kerstfilm Miracle on 34th Street (1994), die veel mensen met kinderen en een Disney+-abonnement deze weken zullen herkijken, draait het om de vraag of de Kerstman echt bestaat. In New York heeft zich een man voorgedaan die sterk op hem lijkt, zich precies gedraagt zoals de Kerstman dat zou doen, en zichzelf Kris Kringle noemt. Het verhaal eindigt in een rechtbank, waar een rechter wanhopig zoekt naar redenen om Kringle in het gelijk te stellen, terwijl zich overal mensenmassa’s vormen onder de kreet ‘I believe’.
Als hij dan door een meisje een dollarbiljet krijgt aangereikt met de woorden ‘In God we Trust’ omcirkeld, beseft de rechter dat het monetaire systeem ook maar bestaat bij gratie van ons geloof erin, en God trouwens ook. Kringle wint de rechtszaak, en het volk springt uit zijn vel van blijdschap. Een mierzoet, maar best geslaagd Hollywood-betoog dat het soms goed is om ergens in te geloven.
Anders wordt het als we geloven in iets kwaadaardigs, dat de samenleving splijt. Dat de media het slecht met ons voorhebben, of dat coronavaccins deel zijn van een overheidscomplot. In november schreef ik in Trouw kritisch over mensen die zich huilend zelfportretteren op sociale media, omdat ze zonder QR-code hun favoriete horecazaak niet in mochten. De week erna kon ik een stukje schrijven over de digitale knokploeg van antivaxers die me als reactie daarop een bezoekje had gebracht. Hoe kon het toch dat zij en ik compleet verschillende realiteiten ervaren, vroeg ik me af. Ik één waarin de prik een oplossing was voor een reëel probleem, zij één waarin ik een woordvoerder was voor Big Pharma. Hoe zorgen we dat we weer in hetzelfde geloven?
Niet met bovenstaande schrijfsels, in ieder geval. ‘We zijn niet gepolariseerd over meningen, maar over feiten,’ hoorde ik in de uitstekende Netflix-serie The Mind Explained. In een aflevering over brainwashing wordt uitgelegd dat als mensen eenmaal een ‘heilig geloof’ ergens in hebben, ze daar eigenlijk niet meer vanaf te brengen zijn. Het heeft dan geen nut om met ze in discussie te gaan, of ze te negeren – dat zal het probleem erger maken. De oplossing (echt een aanrader hoor, deze serie) zit hem volgens onderzoekers in het omgekeerde: we moeten hen het gevoel geven dat ze ook nog bij onze groep horen.
Laten we het in 2022 eens over die boeg gooien. Geen idee hoe, maar het doel is om ergens in de loop van het jaar uit ons vel te springen van blijdschap: ‘We zijn het met elkaar eens!’ Kleine kans van slagen, misschien. Maar zoals mening kerstfilm laat zien, moet je soms gewoon maar in iets leuks geloven.
Geef ze het gevoel dat ze ook bij onze groep horen
Kelli van der Waals | Beeld: Fenna Jensma
In de kerstfilm Miracle on 34th Street (1994), die veel mensen met kinderen en een Disney+-abonnement deze weken zullen herkijken, draait het om de vraag of de Kerstman echt bestaat. In New York heeft zich een man voorgedaan die sterk op hem lijkt, zich precies gedraagt zoals de Kerstman dat zou doen, en zichzelf Kris Kringle noemt. Het verhaal eindigt in een rechtbank, waar een rechter wanhopig zoekt naar redenen om Kringle in het gelijk te stellen, terwijl zich overal mensenmassa’s vormen onder de kreet ‘I believe’.
Als hij dan door een meisje een dollarbiljet krijgt aangereikt met de woorden ‘In God we Trust’ omcirkeld, beseft de rechter dat het monetaire systeem ook maar bestaat bij gratie van ons geloof erin, en God trouwens ook. Kringle wint de rechtszaak, en het volk springt uit zijn vel van blijdschap. Een mierzoet, maar best geslaagd Hollywood-betoog dat het soms goed is om ergens in te geloven.
Anders wordt het als we geloven in iets kwaadaardigs, dat de samenleving splijt. Dat de media het slecht met ons voorhebben, of dat coronavaccins deel zijn van een overheidscomplot. In november schreef ik in Trouw kritisch over mensen die zich huilend zelfportretteren op sociale media, omdat ze zonder QR-code hun favoriete horecazaak niet in mochten. De week erna kon ik een stukje schrijven over de digitale knokploeg van antivaxers die me als reactie daarop een bezoekje had gebracht. Hoe kon het toch dat zij en ik compleet verschillende realiteiten ervaren, vroeg ik me af. Ik één waarin de prik een oplossing was voor een reëel probleem, zij één waarin ik een woordvoerder was voor Big Pharma. Hoe zorgen we dat we weer in hetzelfde geloven?
Niet met bovenstaande schrijfsels, in ieder geval. ‘We zijn niet gepolariseerd over meningen, maar over feiten,’ hoorde ik in de uitstekende Netflix-serie The Mind Explained. In een aflevering over brainwashing wordt uitgelegd dat als mensen eenmaal een ‘heilig geloof’ ergens in hebben, ze daar eigenlijk niet meer vanaf te brengen zijn. Het heeft dan geen nut om met ze in discussie te gaan, of ze te negeren – dat zal het probleem erger maken. De oplossing (echt een aanrader hoor, deze serie) zit hem volgens onderzoekers in het omgekeerde: we moeten hen het gevoel geven dat ze ook nog bij onze groep horen.
Laten we het in 2022 eens over die boeg gooien. Geen idee hoe, maar het doel is om ergens in de loop van het jaar uit ons vel te springen van blijdschap: ‘We zijn het met elkaar eens!’ Kleine kans van slagen, misschien. Maar zoals mening kerstfilm laat zien, moet je soms gewoon maar in iets leuks geloven.
De cultuur verloor dit jaar haar toekomstperspectief
Rufus Kain | Beeld: Hanne van der Woude
Op het eerste gezicht staat de cultuur er niet heel anders voor dan eind 2020. Ook toen was er opnieuw een lockdown na een zomer en herfst met versoepelingen. Ook toen wisten theaters, concertzalen en poppodia niet wanneer ze weer gewoon open konden. Maar één ding was wel echt anders: vaccins leken een complete en blijvende oplossing.
Eén jaar en meer dan 25 miljoen prikken later, blijkt de realiteit ingewikkelder. In 2020 verloren zalen al veel van hun inkomsten, maar dit jaar verdween grotendeels hun toekomstperspectief.
“Bij de eerste golf dachten we naïef dat we in het najaar weer zouden draaien”, zei Carlijn Sonneveldt, hoofd programmering bij het Luxor Theater, begin december in Trouw. “Daarna hebben we lang gedacht dat het na de vaccinaties goed zou komen. Nu denk je: mijn god, dit zal toch niet de komende winters zo doorgaan?”
Luxor kreeg in 2020 ruim 84.000 euro om zijn zaal zo te verbouwen dat iedereen anderhalve meter afstand kon houden. Afgelopen zomer moest de zaal met de komst van de coronapas opnieuw worden verbouwd. Enkele maanden later is de anderhalvemeterregel alweer terug, en is Luxor gesloten.
Die 84.000 euro kwam van het Kickstart Cultuurfonds, dat in totaal 1,2 miljoen euro verdeelde over 34 theaters die hun zalen coronaproof wilden maken. Al die zalen moeten inschatten hoeveel tijd, energie en eigen geld te steken in maatregelen die een tijdje later weer achterhaald kunnen zijn. Ondertussen kampen ze met personeelstekorten en opgedroogde geldstromen.
Zelfs het publiek blijkt onvoorspelbaar. Toen de zalen hun deuren in de herfst wagenwijd open mochten zetten, viel de kaartverkoop op veel plaatsen tegen. Het Concertgebouw had halflege zalen bij uitvoeringen die normaal uitverkopen. Het Nationale Theater had ook bij veel voorstellingen minder publiek.
Ondertussen weet niemand wanneer er weer een festivalzomer komt. Toen de festivals van 2021 eind juli definitief werden afgelast, zaten organisatoren in zak en as. “We werken van september tot augustus met liefde toe naar een festival dat drie dagen per jaar duurt”, zei Lowlands-directeur Eric van Eerdenburg. “Het is zeer verdrietig en onbevredigend wanneer je dat dan niet tot voltooiing ziet komen.”
Over jonge artiesten zei hij dit: “Twee jaar is heel veel, zeker als je achttien of negentien bent en hard werkt om in een risicovol beroep als artiest iets te bereiken. Kijk bijvoorbeeld naar de 19-jarige Froukje. Zij barstte zowat in huilen uit op een Fieldlab-podium, omdat ze nog nooit voor een groot publiek had gezongen sinds ze bekend was geworden. Of mijn eigen zoon, die met Gotu Jim op vijftien festivals zou staan.”
Andere jonge acts kunnen zich afvragen of ze de boot in het geheel gemist hebben. “Als ze normale kansen hadden gekregen, hadden ze zo kunnen doorbreken”, zei dj Mike Williams in juli over jongere vakgenoten. “Sommigen hadden een hitje te pakken en hadden net grote investeringen gedaan. Maar dat is niet gebeurd en je ziet dat zij nu niet meer aan de bak komen.”
Voor de festivals zelf werden de hardste financiële klappen opgevangen door een garantiefonds van de overheid. Anders was het te duur geweest om een festival dat mogelijk niet doorgaat te organiseren. Voor dat beetje zekerheid is dan ook lang en hard gelobbyd.
Daar was ineens het water, een alarmbel
Esther Bijlo | Beeld: Judith Jockel
Plots was het daar. Het water. Als dit klimaatverandering is, zei een bewoonster van het Limburgse dorpje Wittem, dan houd ik mijn hart vast. “Dit is zo extreem. Je kunt je niet voorstellen hoe snel het ging.”
Het ís klimaatverandering, wees een onderzoek daarna uit. De extreme regenval die half juli delen van Nederland, België en Duitsland onder water zette, is te verklaren uit de opwarming van de atmosfeer, liet het KNMI een maand later weten. De neerslag is daardoor heftiger en komt vaker in grote hoeveelheden naar beneden. De planeet is al 1,2 graden warmer geworden sinds de mens in grote hoeveelheden fossiele brandstoffen verstookt. Het maakt de kans op extreem weer beduidend groter. Er vielen meer dan 200 doden in België en Duitsland.
Voor West-Europa was het een relatief nieuwe ervaring, een alarmbel. Elders in de wereld zuchtten aardbewoners al langer onder het broeikaseffect. Bosbranden, overstromingen, droogtes, hittegolven: extreem weer zal steeds normaler worden stelde het wetenschappelijke klimaatpanel IPCC in september in een nieuw rapport. Het Rode Kruis constateerde een maand later dat de klimaatcrisis allang is begonnen. In 2020 moesten meer dan 30 miljoen mensen hun huis verlaten, op de vlucht voor natuurgeweld, meer dan drie keer zoveel als het aantal burgers dat weg moest vanwege conflicten. In tien jaar tijd vielen in de wereld meer dan 400.000 doden door extreem weer, aldus de hulporganisatie.
Het is erop of eronder, is de laatste boodschap van het IPCC. Wil die grens van 1,5 graden temperatuurstijging nog haalbaar zijn, dan is acute actie noodzakelijk. Nog een maand later kwamen bijna alle landen bijeen in het Schotse Glasgow om elkaar te verleiden meer te ondernemen voor het klimaat. Er kwam een berg beloftes, een rij allianties van koplopers en een paar kleine doorbraakjes. Volgend jaar verder, zei iedereen tegen elkaar. Kan het nog? Is het nog te halen, die 1,5 graden? Is het glas halfvol of halfleeg?
Volgens de immer optimistische klimaatcommissaris van de EU Frans Timmermans kan het. Het glas is halfvol. De wereld is in staat het tij te keren. Zo niet dan wordt het vechten om water en voedsel, schetste hij eerder deze maand bij het vijfjarig jubileum van Grootouders voor het Klimaat. “Dat is het lot van onze kleinkinderen als we nu niet handelen”, stelde hij.
De kleinzoon van Timmermans is 1 jaar oud. “Wij zijn nu de wereld aan het vormgeven waarin mijn kleinzoon leeft als hij 31 jaar oud is.”
‘En wie was jij ookalweer?’
Lukas van der Storm | Beeld: Van Santen en Bolleurs
“Gefeliciteerd hè! Gaat alles goed? Is dit je eerste dag weer?”
Verscholen achter een kantoorplant krijg ik de staande receptie een paar bureaus verderop in volle omvang mee. Collega Amber blijkt haar eerste werkdag te hebben na haar zwangerschapsverlof. De ene na de andere collega komt haar feliciteren en succes wensen.
Mijn hoofd wisselt de werkmodus weer even in voor het hersengebied vanwaaruit ongemakkelijke sociale interactie wordt vormgegeven. Ik oefen beginzinnen om collega Amber te benaderen. “Hoi, we kennen elkaar nog niet. Maar gefeliciteerd hè!” Te vrijblijvend, ze ziet me aankomen. “Hoi, ik zal me even voorstellen. Ik ben Lukas, en ik ben hier begin dit jaar komen w…” Nee, dat gaat te veel over mij. Terwijl zíj degene is die net een Belangrijke Levensgebeurtenis heeft meegemaakt.
Ik besluit dat deze situatie eigenlijk onoplosbaar is en doe alsof ik niet besta. De lafste en makkelijkste weg. Maar dat accepteer ik inmiddels van mezelf. Mijn eerste halfjaar bij een nieuwe werkgever hangt van thuiswerken en coronamaatregelen aan elkaar. Op kantoor werken is niet verboden, maar liefst wel met mate. En dus zit ik incidenteel, een keer in de één of twee weken, op de redactievloer van Trouw.
Fijn om al die nieuwe collega’s te leren kennen, zou je denken. Op mijn eerste redactiedag begin ik enthousiast aan een voorstelronde. Maar een half jaar later zitten er nog steeds vooral onbekenden om me heen. Natuurlijk, ik kan inmiddels lezen en schrijven met mijn directe collega’s. Die zie ik bijna dagelijks. Zij zijn zelfs via een computerscherm voor me tot leven gekomen.
Maar in het contact met iets minder directe collega’s ontbreekt juist elke vorm van continuïteit. Ook zij komen maar af en toe naar kantoor, en ongetwijfeld lang niet altijd op dezelfde moment als ik. Mijn beginzin verandert gaandeweg van “Hoi, ik zal me eerst even voorstellen…” in een vertwijfeld en schuldbewust “Had ik me nou al aan jou voorgesteld?” Ook na bijna een jaar google ik nog steeds af en toe stiekem op de naam van een collega, om maar zeker te weten dat ik niet totaal de verkeerde aanspreek.
Thuiswerken, in veel opzichten is het een zegen. Het is efficiënt, er is geen reistijd, de was ophangen kan terwijl je op een telefoontje wacht. En zolang iedereen weet wat hem te doen staat, draait de organisatie als vanzelf door. Maar wat als het op lange termijn de norm blijft? Dan valt ieder collegiaal verband langzaam maar heel zeker als los zand uit elkaar. Totdat er nog maar één onbevredigende vraag overblijft: “En wie was jij ook alweer?”
Een loffelijk streven, maar liever een mea culpa
Lodewijk Dros | Beeld: Saskia Aukema
Het verleden drukt zijn stempel op vandaag – dat is de reden om de eigen rol in die historie onder ogen te zien. Dus bood de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) eind vorig jaar haar excuses aan voor de soms lakse rol bij het beschermen van Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ook beloofde ze zich steviger te keren tegen antisemitisme.
Daarnaast startte de kerk een groot onderzoek naar haar slavernijverleden; een deel van de PKN was in vroeger eeuwen Neêrlands dominante religieuze stroming en verdedigde de slavernij met de Bijbel in de hand. Onderzoeksleider en theoloog Heleen Zorgdrager wil, zei ze in deze krant, ‘theologische denklijnen reconstrueren’. Doel van het onderzoek: “Kerk en theologie moeten verantwoording afleggen over hun aandeel in deze geschiedenis.” Inmiddels kijkt menig kerkganger ongemakkelijk naar kunstzinnige ramen en schilderijen met een racistische lading.
De Zaanse Afro-theoloog, geestelijk verzorger en zelfverklaard ‘winti-fundamentalist’ Kenneth Vers Babel vindt zo’n kerkelijk zelfonderzoek een loffelijk streven. Toch wil hij niet alleen sorry horen over de koloniale tijd. Want de Afrikanen die verscheept werden, raakten niet alleen hun menselijkheid kwijt op de plantages, hun religie werd hun ook ontnomen. Met ingrijpende gevolgen tot op de huidige dag, aldus Vers Babel. Slavennazaten lijden in de kerken onder de besmeuring van de Afro-spiritualiteit. “Ze hebben de religie van hun Afrikaanse voorouders en dus hun eigen identiteit leren onderdrukken.”
De christelijke theologie denkt nu heel anders over slavernij. Maar de houding tegenover winti is dezelfde als in 1800. Dat veroorzaakt nog steeds veel ‘desoriëntatie’, aldus Vers Babel. Hij zou een mea culpa waarderen, maar alleen “als de kerken de spirituele disbalans erkennen, de psychische schade die ze hebben aangericht door de winti-religie afgoderij te noemen, waar je voor moet branden in de hel.” Afro-Surinamers zijn ‘geketend door het christelijk godsconcept’, zegt Vers Babel. Hij pleit voor een bevrijding daarvan, een volgend keti koti.
Daarmee zijn we terug bij de ‘theologische denklijnen’. Die zijn omgebogen toen de kerken zich bezonnen op hun rol tijdens de oorlog: ze herzagen hun houding jegens de joodse religie. Dat hoort bij verantwoording afleggen.
De Raad van Kerken beleed al in 2013 schuld voor de slavernij, ook omdat de kerken slaven geen vrijheid van geloof hadden gegund. Wat gaat de PKN op weg naar het slavernijherdenkingsjaar 2023 doen met de godsdiensten die ze tijdens de koloniale eeuwen voor ‘vals’ heeft versleten en bijna weggevaagd?
Een queer wereldbeeld maakt het leven prettiger
Robin Goudsmit | Beeld: Hadas Itzkovitch en Anya van Lit
Het bed waarin ik lag was klein en had een harde matras. Buiten klonken de geluiden van een voor mij onbekende metropool; gesuis van een ringweg, een illegaal coronafeest, stemmen, flarden muziek.
Als je niet zo lekker ligt, ga je vanzelf nadenken. Al woelend dacht ik terug aan eerder op de avond, toen ik met twee generatiegenoten in een soort gespreksdraaikolk was beland. We hadden het eerst over koetjes en kalfjes gehad, maar al snel waren we afgedaald, de diepte in.
Zoals zoveel millennials waren we er gedurende ons relatief korte leven achter gekomen dat een meer fluïde houding tegenover gender en seksualiteit het leven prettiger maakt. Het ontsluit een heel palet aan emoties die je allemaal kunt en mag voelen: vriendschap, aantrekkingskracht, tederheid en liefde, voor vrouwen, mannen en alles ertussenin.
Eén van mijn reisgenoten vertelde me dat, alhoewel ze wel verliefd was geweest op een vrouw, ze het label ‘lesbisch’ een beetje te groot vond voor zichzelf. Ze ervoer dat niet alsof ze in de kast moest blijven, integendeel. Het was een gebaar van respect jegens anderen die veel harder dan zij hadden moeten knokken voor een plek onder de zon als lesbienne.
Dat vond ik een mooie stelregel: zolang de emancipatie van niet-hetero personen niet voltooid is, bewoon je niet zomaar de hokjes die deze mensen met veel pijn en moeite hebben opgebouwd.
Tegelijkertijd zijn er zoveel jonge mensen die de hokjes volledig achter zich hebben gelaten, bevestigde mijn andere reisgenoot. Gender- en seksuele fluïditeit zijn voor veel tieners en twintigers volstrekt normaal. Er is ook een woord voor deze post-hokjeshouding: queer, een woord dat ooit zoiets betekende als vreemd of een beetje eigenaardig.
Queerness bevraagt het binaire verschil tussen mannen en vrouwen en tussen hetero’s en homo’s. Die binariteit is slechts een gekunsteld idee, een scheidslijn die in de maatschappij verzonnen is. In werkelijkheid bestaat de wereld ook niet alleen maar uit zwart- en wittinten, maar uit een oneindige hoeveelheid kleurencombinaties.
Dat we queer als begrip steeds normaler vinden is fijn. Stereotype ideeën over hoe mensen van een bepaald geslacht of seksuele oriëntatie zich moeten gedragen, onderdrukken namelijk iedereen, ook hetero’s en cisgender personen. Denk maar aan mannen die ‘altijd’ zin hebben in seks, of vrouwen die ‘van nature’ zorgzaam zouden zijn. Wat als je dat niet bent? Ben je dan minder vrouw?
Een queer wereldbeeld is een plaatje om blij van te worden. In mijn kleine bedje had ik mezelf eindelijk in een soort deken-burrito gewurmd. Buiten feestte de stad nog even vrolijk door.
‘Omzien naar elkaar’ kan, en moet, elke dag
Wendelmoet Boersema | Beeld: Jitske Schols
Geef maar toe: ook u hebt net als ik in 2021 soms flink afgegeven op ‘Den Haag’. Als politiek redacteur ligt het cynisme altijd in een hoekje van je (thuis)kantoor te sluimeren, klaar om je toetsenbord te bespringen als ware het een omikronvariant. De politici gaven aanleiding genoeg het afgelopen jaar. Van de onmacht om de schade van het toeslagenschandaal en de aardbevingen te herstellen, tot de onmacht om snel tot regeren te komen. Van het sensibiliseren en naar ‘elders’ wensen van die ene volksvertegenwoordiger, tot het dreigen met tribunalen door bepaalde andere volksvertegenwoordigers. En altijd was daar weer die persconferentie, op de golven van de pandemie.
Als je van dichtbij en dagelijks politici volgt, zie je hun kleerscheuren extra scherp. De scheuren die ze elkaar toebrengen in verkiezingsstrijd, de scheuren doordat ze het ene doen terwijl ze het ander nalaten. Omdat ze fouten maken. Omdat ze blijven zitten, waar anderen vertrekken.
Maar je ziet ook hoe ze geraakt worden door het dagelijkse volksgericht op sociale media. Hoe ze over hun eigen schaduw (proberen te) springen, hoe niets menselijks hen vreemd is, van ijver en ijdelheid tot arrogantie en ambitie. Je ziet demonstraties rond de democratische instituten in Den Haag die uit de hand lopen, je ziet de mevrouw met radicale complottheorieën over pedofiele politici ineens op onze eigen redactie staan met een mapje ‘bewijsmateriaal’. En je weet hoeveel meer bedreiging en gescheld politici moeten doorstaan, dat het soms een wonder is dat mensen deze hondenbaan nog willen doen.
Dan is het motto van het regeerakkoord zo gek nog niet. Over de titel Omzien naar elkaar en vooruitkijken naar de toekomst zijn cynische grappen gemaakt. Het zou een knutselwerkje van verkiezingsleuzen zijn, taalkundig onjuist en een aanfluiting na elf jaar Rutte. Maar het getuigt wel van lef dat een coalitie waarvan de twee grootste partijen liberaal zijn de christelijke leus ‘omzien naar elkaar’ afstoft. In 1982 prijkte ‘Omzien naar elkaar’ op het verkiezingsprogramma van de Evangelische Volkspartij, een progressief-christelijke splinter uit de boezem van het CDA, die later opging in GroenLinks. Zit er toch nog iets links in deze coalitie.
Wat we in die toekomst zullen zien, weten we niet. Vooruitkijken zegt bovendien niets over de keuzes die deze politici zullen moeten maken in die toekomst. Maar omzien naar elkaar kan en moet elke dag. Wij zijn er volgend jaar weer om ze daar aan te herinneren. Met een booster tegen het cynisme.
Daar was ineens het water, een alarmbel
Esther Bijlo | Beeld: Judith Jockel
Plots was het daar. Het water. Als dit klimaatverandering is, zei een bewoonster van het Limburgse dorpje Wittem, dan houd ik mijn hart vast. “Dit is zo extreem. Je kunt je niet voorstellen hoe snel het ging.”
Het ís klimaatverandering, wees een onderzoek daarna uit. De extreme regenval die half juli delen van Nederland, België en Duitsland onder water zette, is te verklaren uit de opwarming van de atmosfeer, liet het KNMI een maand later weten. De neerslag is daardoor heftiger en komt vaker in grote hoeveelheden naar beneden. De planeet is al 1,2 graden warmer geworden sinds de mens in grote hoeveelheden fossiele brandstoffen verstookt. Het maakt de kans op extreem weer beduidend groter. Er vielen meer dan 200 doden in België en Duitsland.
Voor West-Europa was het een relatief nieuwe ervaring, een alarmbel. Elders in de wereld zuchtten aardbewoners al langer onder het broeikaseffect. Bosbranden, overstromingen, droogtes, hittegolven: extreem weer zal steeds normaler worden stelde het wetenschappelijke klimaatpanel IPCC in september in een nieuw rapport. Het Rode Kruis constateerde een maand later dat de klimaatcrisis allang is begonnen. In 2020 moesten meer dan 30 miljoen mensen hun huis verlaten, op de vlucht voor natuurgeweld, meer dan drie keer zoveel als het aantal burgers dat weg moest vanwege conflicten. In tien jaar tijd vielen in de wereld meer dan 400.000 doden door extreem weer, aldus de hulporganisatie.
Het is erop of eronder, is de laatste boodschap van het IPCC. Wil die grens van 1,5 graden temperatuurstijging nog haalbaar zijn, dan is acute actie noodzakelijk. Nog een maand later kwamen bijna alle landen bijeen in het Schotse Glasgow om elkaar te verleiden meer te ondernemen voor het klimaat. Er kwam een berg beloftes, een rij allianties van koplopers en een paar kleine doorbraakjes. Volgend jaar verder, zei iedereen tegen elkaar. Kan het nog? Is het nog te halen, die 1,5 graden? Is het glas halfvol of halfleeg?
Volgens de immer optimistische klimaatcommissaris van de EU Frans Timmermans kan het. Het glas is halfvol. De wereld is in staat het tij te keren. Zo niet dan wordt het vechten om water en voedsel, schetste hij eerder deze maand bij het vijfjarig jubileum van Grootouders voor het Klimaat. “Dat is het lot van onze kleinkinderen als we nu niet handelen”, stelde hij.
De kleinzoon van Timmermans is 1 jaar oud. “Wij zijn nu de wereld aan het vormgeven waarin mijn kleinzoon leeft als hij 31 jaar oud is.”
‘En wie was jij ookalweer?’
Lukas van der Storm | Beeld: Van Santen en Bolleurs
“Gefeliciteerd hè! Gaat alles goed? Is dit je eerste dag weer?”
Verscholen achter een kantoorplant krijg ik de staande receptie een paar bureaus verderop in volle omvang mee. Collega Amber blijkt haar eerste werkdag te hebben na haar zwangerschapsverlof. De ene na de andere collega komt haar feliciteren en succes wensen.
Mijn hoofd wisselt de werkmodus weer even in voor het hersengebied vanwaaruit ongemakkelijke sociale interactie wordt vormgegeven. Ik oefen beginzinnen om collega Amber te benaderen. “Hoi, we kennen elkaar nog niet. Maar gefeliciteerd hè!” Te vrijblijvend, ze ziet me aankomen. “Hoi, ik zal me even voorstellen. Ik ben Lukas, en ik ben hier begin dit jaar komen w…” Nee, dat gaat te veel over mij. Terwijl zíj degene is die net een Belangrijke Levensgebeurtenis heeft meegemaakt.
Ik besluit dat deze situatie eigenlijk onoplosbaar is en doe alsof ik niet besta. De lafste en makkelijkste weg. Maar dat accepteer ik inmiddels van mezelf. Mijn eerste halfjaar bij een nieuwe werkgever hangt van thuiswerken en coronamaatregelen aan elkaar. Op kantoor werken is niet verboden, maar liefst wel met mate. En dus zit ik incidenteel, een keer in de één of twee weken, op de redactievloer van Trouw.
Fijn om al die nieuwe collega’s te leren kennen, zou je denken. Op mijn eerste redactiedag begin ik enthousiast aan een voorstelronde. Maar een half jaar later zitten er nog steeds vooral onbekenden om me heen. Natuurlijk, ik kan inmiddels lezen en schrijven met mijn directe collega’s. Die zie ik bijna dagelijks. Zij zijn zelfs via een computerscherm voor me tot leven gekomen.
Maar in het contact met iets minder directe collega’s ontbreekt juist elke vorm van continuïteit. Ook zij komen maar af en toe naar kantoor, en ongetwijfeld lang niet altijd op dezelfde moment als ik. Mijn beginzin verandert gaandeweg van “Hoi, ik zal me eerst even voorstellen…” in een vertwijfeld en schuldbewust “Had ik me nou al aan jou voorgesteld?” Ook na bijna een jaar google ik nog steeds af en toe stiekem op de naam van een collega, om maar zeker te weten dat ik niet totaal de verkeerde aanspreek.
Thuiswerken, in veel opzichten is het een zegen. Het is efficiënt, er is geen reistijd, de was ophangen kan terwijl je op een telefoontje wacht. En zolang iedereen weet wat hem te doen staat, draait de organisatie als vanzelf door. Maar wat als het op lange termijn de norm blijft? Dan valt ieder collegiaal verband langzaam maar heel zeker als los zand uit elkaar. Totdat er nog maar één onbevredigende vraag overblijft: “En wie was jij ook alweer?”
Een queer wereldbeeld maakt het leven prettiger
Robin Goudsmit | Beeld: Hadas Itzkovitch en Anya van Lit
Het bed waarin ik lag was klein en had een harde matras. Buiten klonken de geluiden van een voor mij onbekende metropool; gesuis van een ringweg, een illegaal coronafeest, stemmen, flarden muziek.
Als je niet zo lekker ligt, ga je vanzelf nadenken. Al woelend dacht ik terug aan eerder op de avond, toen ik met twee generatiegenoten in een soort gespreksdraaikolk was beland. We hadden het eerst over koetjes en kalfjes gehad, maar al snel waren we afgedaald, de diepte in.
Zoals zoveel millennials waren we er gedurende ons relatief korte leven achter gekomen dat een meer fluïde houding tegenover gender en seksualiteit het leven prettiger maakt. Het ontsluit een heel palet aan emoties die je allemaal kunt en mag voelen: vriendschap, aantrekkingskracht, tederheid en liefde, voor vrouwen, mannen en alles ertussenin.
Eén van mijn reisgenoten vertelde me dat, alhoewel ze wel verliefd was geweest op een vrouw, ze het label ‘lesbisch’ een beetje te groot vond voor zichzelf. Ze ervoer dat niet alsof ze in de kast moest blijven, integendeel. Het was een gebaar van respect jegens anderen die veel harder dan zij hadden moeten knokken voor een plek onder de zon als lesbienne.
Dat vond ik een mooie stelregel: zolang de emancipatie van niet-hetero personen niet voltooid is, bewoon je niet zomaar de hokjes die deze mensen met veel pijn en moeite hebben opgebouwd.
Tegelijkertijd zijn er zoveel jonge mensen die de hokjes volledig achter zich hebben gelaten, bevestigde mijn andere reisgenoot. Gender- en seksuele fluïditeit zijn voor veel tieners en twintigers volstrekt normaal. Er is ook een woord voor deze post-hokjeshouding: queer, een woord dat ooit zoiets betekende als vreemd of een beetje eigenaardig.
Queerness bevraagt het binaire verschil tussen mannen en vrouwen en tussen hetero’s en homo’s. Die binariteit is slechts een gekunsteld idee, een scheidslijn die in de maatschappij verzonnen is. In werkelijkheid bestaat de wereld ook niet alleen maar uit zwart- en wittinten, maar uit een oneindige hoeveelheid kleurencombinaties.
Dat we queer als begrip steeds normaler vinden is fijn. Stereotype ideeën over hoe mensen van een bepaald geslacht of seksuele oriëntatie zich moeten gedragen, onderdrukken namelijk iedereen, ook hetero’s en cisgender personen. Denk maar aan mannen die ‘altijd’ zin hebben in seks, of vrouwen die ‘van nature’ zorgzaam zouden zijn. Wat als je dat niet bent? Ben je dan minder vrouw?
Een queer wereldbeeld is een plaatje om blij van te worden. In mijn kleine bedje had ik mezelf eindelijk in een soort deken-burrito gewurmd. Buiten feestte de stad nog even vrolijk door.
De cultuur verloor dit jaar haar toekomstperspectief
Rufus Kain | Beeld: Hanne van der Woude
Op het eerste gezicht staat de cultuur er niet heel anders voor dan eind 2020. Ook toen was er opnieuw een lockdown na een zomer en herfst met versoepelingen. Ook toen wisten theaters, concertzalen en poppodia niet wanneer ze weer gewoon open konden. Maar één ding was wel echt anders: vaccins leken een complete en blijvende oplossing.
Eén jaar en meer dan 25 miljoen prikken later, blijkt de realiteit ingewikkelder. In 2020 verloren zalen al veel van hun inkomsten, maar dit jaar verdween grotendeels hun toekomstperspectief.
“Bij de eerste golf dachten we naïef dat we in het najaar weer zouden draaien”, zei Carlijn Sonneveldt, hoofd programmering bij het Luxor Theater, begin december in Trouw. “Daarna hebben we lang gedacht dat het na de vaccinaties goed zou komen. Nu denk je: mijn god, dit zal toch niet de komende winters zo doorgaan?”
Luxor kreeg in 2020 ruim 84.000 euro om zijn zaal zo te verbouwen dat iedereen anderhalve meter afstand kon houden. Afgelopen zomer moest de zaal met de komst van de coronapas opnieuw worden verbouwd. Enkele maanden later is de anderhalvemeterregel alweer terug, en is Luxor gesloten.
Die 84.000 euro kwam van het Kickstart Cultuurfonds, dat in totaal 1,2 miljoen euro verdeelde over 34 theaters die hun zalen coronaproof wilden maken. Al die zalen moeten inschatten hoeveel tijd, energie en eigen geld te steken in maatregelen die een tijdje later weer achterhaald kunnen zijn. Ondertussen kampen ze met personeelstekorten en opgedroogde geldstromen.
Zelfs het publiek blijkt onvoorspelbaar. Toen de zalen hun deuren in de herfst wagenwijd open mochten zetten, viel de kaartverkoop op veel plaatsen tegen. Het Concertgebouw had halflege zalen bij uitvoeringen die normaal uitverkopen. Het Nationale Theater had ook bij veel voorstellingen minder publiek.
Ondertussen weet niemand wanneer er weer een festivalzomer komt. Toen de festivals van 2021 eind juli definitief werden afgelast, zaten organisatoren in zak en as. “We werken van september tot augustus met liefde toe naar een festival dat drie dagen per jaar duurt”, zei Lowlands-directeur Eric van Eerdenburg. “Het is zeer verdrietig en onbevredigend wanneer je dat dan niet tot voltooiing ziet komen.”
Over jonge artiesten zei hij dit: “Twee jaar is heel veel, zeker als je achttien of negentien bent en hard werkt om in een risicovol beroep als artiest iets te bereiken. Kijk bijvoorbeeld naar de 19-jarige Froukje. Zij barstte zowat in huilen uit op een Fieldlab-podium, omdat ze nog nooit voor een groot publiek had gezongen sinds ze bekend was geworden. Of mijn eigen zoon, die met Gotu Jim op vijftien festivals zou staan.”
Andere jonge acts kunnen zich afvragen of ze de boot in het geheel gemist hebben. “Als ze normale kansen hadden gekregen, hadden ze zo kunnen doorbreken”, zei dj Mike Williams in juli over jongere vakgenoten. “Sommigen hadden een hitje te pakken en hadden net grote investeringen gedaan. Maar dat is niet gebeurd en je ziet dat zij nu niet meer aan de bak komen.”
Voor de festivals zelf werden de hardste financiële klappen opgevangen door een garantiefonds van de overheid. Anders was het te duur geweest om een festival dat mogelijk niet doorgaat te organiseren. Voor dat beetje zekerheid is dan ook lang en hard gelobbyd.
Een loffelijk streven, maar liever een mea culpa
Lodewijk Dros | Beeld: Saskia Aukema
Het verleden drukt zijn stempel op vandaag – dat is de reden om de eigen rol in die historie onder ogen te zien. Dus bood de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) eind vorig jaar haar excuses aan voor de soms lakse rol bij het beschermen van Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ook beloofde ze zich steviger te keren tegen antisemitisme.
Daarnaast startte de kerk een groot onderzoek naar haar slavernijverleden; een deel van de PKN was in vroeger eeuwen Neêrlands dominante religieuze stroming en verdedigde de slavernij met de Bijbel in de hand. Onderzoeksleider en theoloog Heleen Zorgdrager wil, zei ze in deze krant, ‘theologische denklijnen reconstrueren’. Doel van het onderzoek: “Kerk en theologie moeten verantwoording afleggen over hun aandeel in deze geschiedenis.” Inmiddels kijkt menig kerkganger ongemakkelijk naar kunstzinnige ramen en schilderijen met een racistische lading.
De Zaanse Afro-theoloog, geestelijk verzorger en zelfverklaard ‘winti-fundamentalist’ Kenneth Vers Babel vindt zo’n kerkelijk zelfonderzoek een loffelijk streven. Toch wil hij niet alleen sorry horen over de koloniale tijd. Want de Afrikanen die verscheept werden, raakten niet alleen hun menselijkheid kwijt op de plantages, hun religie werd hun ook ontnomen. Met ingrijpende gevolgen tot op de huidige dag, aldus Vers Babel. Slavennazaten lijden in de kerken onder de besmeuring van de Afro-spiritualiteit. “Ze hebben de religie van hun Afrikaanse voorouders en dus hun eigen identiteit leren onderdrukken.”
De christelijke theologie denkt nu heel anders over slavernij. Maar de houding tegenover winti is dezelfde als in 1800. Dat veroorzaakt nog steeds veel ‘desoriëntatie’, aldus Vers Babel. Hij zou een mea culpa waarderen, maar alleen “als de kerken de spirituele disbalans erkennen, de psychische schade die ze hebben aangericht door de winti-religie afgoderij te noemen, waar je voor moet branden in de hel.” Afro-Surinamers zijn ‘geketend door het christelijk godsconcept’, zegt Vers Babel. Hij pleit voor een bevrijding daarvan, een volgend keti koti.
Daarmee zijn we terug bij de ‘theologische denklijnen’. Die zijn omgebogen toen de kerken zich bezonnen op hun rol tijdens de oorlog: ze herzagen hun houding jegens de joodse religie. Dat hoort bij verantwoording afleggen.
De Raad van Kerken beleed al in 2013 schuld voor de slavernij, ook omdat de kerken slaven geen vrijheid van geloof hadden gegund. Wat gaat de PKN op weg naar het slavernijherdenkingsjaar 2023 doen met de godsdiensten die ze tijdens de koloniale eeuwen voor ‘vals’ heeft versleten en bijna weggevaagd?
‘Omzien naar elkaar’ kan, en moet, elke dag
Wendelmoet Boersema | Beeld: Jitske Schols
Geef maar toe: ook u hebt net als ik in 2021 soms flink afgegeven op ‘Den Haag’. Als politiek redacteur ligt het cynisme altijd in een hoekje van je (thuis)kantoor te sluimeren, klaar om je toetsenbord te bespringen als ware het een omikronvariant. De politici gaven aanleiding genoeg het afgelopen jaar. Van de onmacht om de schade van het toeslagenschandaal en de aardbevingen te herstellen, tot de onmacht om snel tot regeren te komen. Van het sensibiliseren en naar ‘elders’ wensen van die ene volksvertegenwoordiger, tot het dreigen met tribunalen door bepaalde andere volksvertegenwoordigers. En altijd was daar weer die persconferentie, op de golven van de pandemie.
Als je van dichtbij en dagelijks politici volgt, zie je hun kleerscheuren extra scherp. De scheuren die ze elkaar toebrengen in verkiezingsstrijd, de scheuren doordat ze het ene doen terwijl ze het ander nalaten. Omdat ze fouten maken. Omdat ze blijven zitten, waar anderen vertrekken.
Maar je ziet ook hoe ze geraakt worden door het dagelijkse volksgericht op sociale media. Hoe ze over hun eigen schaduw (proberen te) springen, hoe niets menselijks hen vreemd is, van ijver en ijdelheid tot arrogantie en ambitie. Je ziet demonstraties rond de democratische instituten in Den Haag die uit de hand lopen, je ziet de mevrouw met radicale complottheorieën over pedofiele politici ineens op onze eigen redactie staan met een mapje ‘bewijsmateriaal’. En je weet hoeveel meer bedreiging en gescheld politici moeten doorstaan, dat het soms een wonder is dat mensen deze hondenbaan nog willen doen.
Dan is het motto van het regeerakkoord zo gek nog niet. Over de titel Omzien naar elkaar en vooruitkijken naar de toekomst zijn cynische grappen gemaakt. Het zou een knutselwerkje van verkiezingsleuzen zijn, taalkundig onjuist en een aanfluiting na elf jaar Rutte. Maar het getuigt wel van lef dat een coalitie waarvan de twee grootste partijen liberaal zijn de christelijke leus ‘omzien naar elkaar’ afstoft. In 1982 prijkte ‘Omzien naar elkaar’ op het verkiezingsprogramma van de Evangelische Volkspartij, een progressief-christelijke splinter uit de boezem van het CDA, die later opging in GroenLinks. Zit er toch nog iets links in deze coalitie.
Wat we in die toekomst zullen zien, weten we niet. Vooruitkijken zegt bovendien niets over de keuzes die deze politici zullen moeten maken in die toekomst. Maar omzien naar elkaar kan en moet elke dag. Wij zijn er volgend jaar weer om ze daar aan te herinneren. Met een booster tegen het cynisme.